Loud - Juridisch Advies & Mediation
04-02-2025 | Algemeen
Lees meer
Een werknemer sluit een vaststellingsovereenkomst met zijn werkgever en gaat hierdoor uit dienst. Na het einde van het dienstverband ontstaat er een discussie. Volgens de werknemer moest de werkgever ruim 131 opgebouwde verlofuren uitbetalen, terwijl de werkgever van mening was dat het verlofsaldo bij einde dienstverband zo’n -61 verlofuren betrof. De vraag is dus of er bij het einde van het dienstverband nog verlofuren zijn.
Jaarlijks vindt er bij de werkgever een collectieve bedrijfssluiting plaats. In de zomervakantie zijn dit drie weken. Ook is het bedrijf dicht rondom de kerst. Er werkt dan niemand. In dit geval is de werknemer echter gedurende de bedrijfssluiting in de zomer ziek en ook gedurende de kerstperiode. De werkgever trekt deze vakantiedagen af van het opgebouwde vakantiesaldo van de werknemer.
Het uitgangspunt is volgens de wet dat de werknemer bepaalt of, wanneer en hoe lang de werknemer vakantie opneemt. Een werkgever kan niet eenzijdig vakantie opleggen. Als een werkgever wenst dat werknemers in een bepaalde periode (bijvoorbeeld in de zomer of rond de kerst) vakantie opnemen, dan kan/moet de werkgever hier schriftelijk afspraken over maken met zijn werknemers.
Wanneer een werknemer ziek is, dan gelden er extra regels. Bij een zieke werknemer geldt de hoofdregel dat eerder vastgestelde vakantiedagen niet als vakantiedagen worden aangemerkt als de werknemer op dat moment ziek is. Dit geldt ook voor een collectieve bedrijfsvakantie.
Op deze hoofdregel gelden echter ook uitzonderingen:
In de onderliggende rechtszaak stelde de werkgever dat er afspraken zijn gemaakt over de collectieve bedrijfsvakantie. De collectieve bedrijfsvakantie in de zomer en rondom de kerst is volgens de werkgever een vast onderdeel van het bedrijfsbeleid. De werkgever onderbouwde dit echter niet met stukken. Ook kon de werkgever niet aantonen dat er afwijkende afspraken zijn gemaakt met de zieke werknemer. De werkgever moest daarom de opgebouwde vakantiedagen van de werknemer uitbetalen. Vanwege de te late uitbetaling, moest de werkgever ook 10% aan wettelijke verhoging betalen en de proceskosten van de werknemer.
Een discussie over het saldo van de verlofuren kan vervelend zijn. Vooral als deze na het sluiten van de overeenkomst gevoerd moet worden bij de rechter. Voor een werkgever kan dit net als in deze rechtszaak betekenen dat je bij ongelijkstelling een wettelijke verhoging en de proceskosten van de werknemer moet betalen.
Wij geven er daarom de voorkeur aan om in de vaststellingsovereenkomst op te nemen wat het openstaande saldo van verlofuren is. Een eventuele discussie over het saldo kan hierdoor gevoerd worden voordat de vaststellingsovereenkomst ondertekend wordt. In de onderliggende rechtszaak had dit de werkgever de 10% wettelijke verhoging en de proceskosten van de werknemer kunnen besparen.
Heb jij een vraag over jouw verlofuren of kunnen we een vaststellingsovereenkomst voor je controleren? Laat het ons dan vooral weten.
Bron: ECLI:NL:RBZWB:2025:82
Algemeen
Arbeidsrecht en sociale zekerheid