Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

De rechtbank Limburg heeft in kort geding bepaald dat het salaris van een werkneemster, werkzaam als secretaresse/receptioniste bij een administratiekantoor, doorbetaald moet worden door haar werkgever, nadat zij weigerde naar kantoor te komen. De werkgever liet het na om te zorgen voor veilige werkomstandigheden omtrent de coronamaatregelen, waarop de werkneemster het wegens gezondheidsklachten niet meer veilig achtte naar het kantoor te komen. Het administratiekantoor stelde dat er sprake was van werkweigering van de werkneemster.

De werkgever had naar aanleiding van de uitbraak van het coronavirus in maart 2020 een e-mail gestuurd naar zijn werknemers, inhoudende dat er niet thuis gewerkt mocht worden. Werknemers die ten gevolge van de overheidsmaatregelen niet zouden kunnen of willen werken, konden vakantiedagen opnemen. De werkneemster in kwestie meldde zich, één dag na dergelijke mail, ziek wegens keelklachten. Pas twee maanden later, in mei, wordt zij arbeidsongeschikt verklaard door de bedrijfsarts, waarop de werkgever vanaf juni haar salaris niet meer betaalde.

De werkneemster vordert dat het administratiekantoor haar salaris aan haar moet doorbetalen. Hierbij beargumenteert zij dat ze tot de risicogroep behoort, voor wie besmetting met COVID-19 voor ernstige gevolgen kan zorgen, wegens chronisch hartfalen. Als secretaresse/receptioniste werkt de werkneemster aan een balie, waarlangs veel mensen lopen. Omdat deze balie niet is afgezet met plexiglas schermen, ofwel spatschermen, bepaalt de controlerende arbo-arts dat de werkplek niet voldoet aan de richtlijnen van de overheid. De werkneemster stelt zelfs aangeboden te hebben dergelijke spatschermen zelf te willen betalen.

De werkgever meent dat de werkzaamheden die de werkneemster normaliter verricht niet van thuis uit kunnen worden uitgevoerd en stelt de nodige maatregelen getroffen te hebben om de werkneemster een veilige werkplek te kunnen bieden. De rechter is het hier echter niet mee eens, omdat de arbo-arts bij een bezoek aan het administratiekantoor had vastgesteld dat er onvoldoende maatregelen getroffen waren die zouden zorgen voor een werkomgeving passend in de richtlijnen van de overheid. Volgens de werkneemster heeft ook haar buurvrouw het kantoor bezocht, wie ook vaststelde dat er te weinig maatregelen genomen zijn. Tijdens dit bezoek zijn er foto’s gemaakt die de uitspraken van de buurvrouw en van de arts van de arbodienst kunnen bevestigen.

Wat ook in het nadeel van het administratiekantoor werkte, was dat zij niet hadden gereageerd op de werkneemster wie zelfs had aangeboden om eventuele andere taken te verrichten die wél vanuit thuis uitvoerbaar zijn. Werkzaamheden die met een omweg alsnog thuis verricht zouden kunnen worden, zoals het doorschakelen van de telefoon, werden niet gefaciliteerd door de werkgever. Bijkomend was dat, na advies van de arbo-arts, de werkgever weigerde mee te werken aan een mediation-traject en ook weigerde om op een andere manier fysiek met de werkneemster te converseren. Ook waren de re-integratieinspanningen van de werkgever onvoldoende. Met inachtneming van deze argumenten is het dan ook duidelijk dat de door het administratiekantoor gestelde werkweigering niet aan de orde is en dat de werkneemster het achterstallige salaris uitbetaald moet krijgen.

Bron: ECLI:RBLIM:2020:7495 | Jelke Lemstra

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?