Loud - Juridisch Advies & Mediation
09-08-2022 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Lees meer
Een werkgever vermoedt dat een werknemer niet eerlijk is over haar arbeidsongeschiktheid. Dan mag de werkgever een bedrijfsrecherchebureau inschakelen, oordeelt de kantonrechter Rotterdam.
De vrouw werkt bij een schoonmaakbedrijf. Op een dag glijdt zij tijdens het werk uit, ze heeft last van haar rechterbovenbeen. Ze kan drie maanden niet werken. Vervolgens gaat ze weer aan de slag maar meldt zich dan opnieuw ziek, voor langere tijd.
Anderhalf jaar na de ziekmelding wordt de vrouw geconfronteerd met videobeelden van een bedrijfsrecherchebureau. Daaruit blijkt dat ze prima kan lopen. Het bedrijf stopt de loonbetaling, omdat de vrouw niet voldoet aan haar re-integratieverplichtingen en iedereen in de maling neemt. De vrouw wil dat haar salaris wordt doorbetaald. Ook wil ze een vergoeding voor de immateriële schade die zij lijdt door de inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer door het recherchebureau. Zij heeft een spoedeisend belang, omdat zij nu onvoldoende inkomsten heeft maar wel haar maandelijkse verplichtingen.
De kantonrechter oordeelt dat het inschakelen van een bedrijfsrecherchebureau in dit geval niet in strijd is met goed werkgeverschap. Het is ook niet onrechtmatig. De werkgever had via via gehoord dat de vrouw normaal kon lopen. Er waren vermoedens dat ze niet de waarheid sprak over haar fysieke gesteldheid. Het inschakelen van een recherchebureau is dan gerechtvaardigd. Het bureau heeft volgens de regels gehandeld. De vrouw krijgt geen vergoeding voor immateriële schade, die ze trouwens niet heeft onderbouwd. Ook hoeven de videobeelden niet te worden verwijderd. Ze mogen worden gebruikt in eventuele toekomstige (juridische) geschillen met deze vrouw over haar arbeidsongeschiktheid.
Een werknemer heeft in beginsel 104 weken recht op loon tijdens ziekte. Deze werkneemster kreeg de laatste drie maanden van die periode geen loon meer. Zij heeft echter onvoldoende onderbouwd dat zij door het missen van dit salaris zodanig in de financiële problemen komt dat dit een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Zij heeft 14.000 euro aan spaargeld. Het spoedeisend belang ontbreekt dus. Het is niet zeker dat de loonvordering in een bodemprocedure wordt toegewezen, omdat haar re-integratieverplichtingen nog niet vaststaan. Om die reden wijst de voorzieningenrechter de loonvordering af.
Dat de werkgever een tijdlang uit coulance de taxikosten van de vrouw betaalde (voor bezoeken aan de fysiotherapeut), betekent niet dat zij daar recht op heeft. Later is zij die ritten gaan voorschieten maar die kan ze niet declareren bij haar werkgever, zeker nu niet duidelijk is of zij ook op een andere manier naar de fysio had kunnen gaan.
ECLI:NL:RBROT:2022:5806
Overeenkomstenrecht
Arbeidsrecht en sociale zekerheid