Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

Na een inbraak in een bedrijfspand weigert de verzekeraar uit te keren. Als de rechtbank ook niet kan beoordelen of dit terecht is, is het gebruikelijk dat er extra bewijs wordt geleverd.

Bij een handelaar in auto-onderdelen worden diverse banden en velgensets gestolen. De man had een inventarisverzekering op grond waarvan bedrijfsgoederen in het pand waren verzekerd tegen diefstal. Maar de verzekeraar weigert uit te keren. Alleen diefstal na inbraak is gedekt, zo staat er in de polisvoorwaarden, en deze diefstal is niet voorafgegaan aan inbraak. Verder meent de verzekeraar dat de autohandelaar niet de preventiemaatregelen heeft genomen die voldoen aan de eisen van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV). De handelaar stapt naar de rechter nu de verzekeraar niet betaalt.

Preventieclausule

De rechtbank constateert dat de diefstal wel is voorafgegaan aan inbraak. De verzekeraar wordt opgedragen te bewijzen dat niet is voldaan aan de preventieclausule: het slot van het pand moest minstens 3 minuten inbraakwerend zijn. Daarvoor schakelt de verzekeraar een onderzoeksbureau in. Twee deskundigen doen proeven met gelijksoortige deuren, waarbij het lukt om met normaal gereedschap, zoals een zakmes of schroevendraaier, de deuren binnen 30 seconden open te krijgen.

Bouwkundige vereiste

Voldeed de toegangsdeur daarmee niet aan de prestatie-eis, zoals die wordt voorgeschreven door het CCV? Dat kan de rechtbank niet vaststellen. De handelaar heeft er terecht op gewezen dat de prestatie-eis van 3 minuten inbraakwerendheid een bouwkundig vereiste betreft, dat moet worden ingevuld aan de hand van specifieke bouwkundige normen. De rechtbank is het met de handelaar eens dat nergens uit het rapport van het onderzoeksbureau blijkt dat de technisch deskundigen aan deze normen hebben getoetst. Daarmee blijft het onduidelijk hoe de bevindingen van de rapporteurs zich verhouden tot de bouwkundige normen. Dit betekent echter niet dat aan het onderzoeksrapport geen enkele bewijswaarde toekomt. Volgens de rechtbank vormt de inhoud van dat rapport wel een sterke aanwijzing dat niet is voldaan aan de bouwkundige normen. Het doel van die normen is immers om ervoor te zorgen dat inbrekers (ten minste) 3 minuten nodig hebben om een deur te kraken.

Aanvullend bewijs

‘Een sterke aanwijzing’ acht de rechtbank echter onvoldoende en zij eist dan ook aanvullend bewijs. Daarom draagt de rechtbank aan de verzekeraar op om toe te lichten hoe de bevindingen van het onderzoeksbureau zich verhouden tot de bouwkundige normen. De rechtbank wil precies weten hoe de relevante eisen uit deze normen luiden en of op basis van de bevindingen van de onderzoekers kan worden vastgesteld of hieraan al dan niet is voldaan. Pas daarna zal de rechtbank een beslissing nemen over het wel of niet uitkeren van de verzekeringsgelden.

ECLI:NL:RBMNE:2021:6395

 

Bron:Rechtbank Midden-Nederland| jurisprudentie| 18-01-2022

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?