Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

Een werkneemster meldt zich ziek, wil niet integreren en wordt ontslagen. Heeft zij recht op een billijke vergoeding?

De vrouw werkt bij een fastfoodrestaurant op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 13 uren per week. Na een jaar wordt zij ziek, maar de bedrijfsarts acht haar geschikt om passende werkzaamheden te verrichten. Zij verschijnt niet meer op het werk, ook niet na meerdere sommaties. Haar loon wordt stopgezet. Ook als wordt gedreigd met arbeidsrechtelijke sancties komt zij niet werken. Vervolgens wordt zij op staande voet ontslagen. Volgens het UWV heeft zij onvoldoende meegewerkt aan re-integratie.

Ontslag terecht

Bij de kantonrechter Maastricht eist de vrouw een billijke vergoeding van 8.000 euro. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven en dat ze daarom geen recht heeft op die vergoeding. Ook in hoger beroep betoogt de vrouw dat het ontslag onrechtmatig was. Ze eist salaris tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst, een transitievergoeding en een billijke vergoeding van weer 8.000 euro.

Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is van oordeel dat een ontslag op staande voet een uiterste middel dient te zijn. Wie weigert mee te werken aan re-integratie, kan al rekenen op een andere wettelijke sanctie, namelijk het verlies van het recht op loonbetaling. Daarop moet niet nog eens het verlies van de baan komen. Het hof is van oordeel dat ontslag op staande voet van de werkneemster een te zware sanctie is, die niet toegepast had mogen worden.

Verwijtbaar

Volgens het hof is het niet willen re-integreren ernstig verwijtbaar. De vrouw heeft geen enkele poging gedaan om aangepast werk te verrichten en krijgt daarom geen transitievergoeding. Wel moet zij worden gecompenseerd (billijke vergoeding) voor het onterechte ontslag op staande voet. Dat ontslag door de werkgever was ook ernstig verwijtbaar maar ook niet helemaal onbegrijpelijk. De vrouw had zelf de vaste overtuiging dat zij niet kón re-integreren, ook al dacht de bedrijfsarts daar anders over. Dat betekent dat de mate van verwijtbaarheid geen doorslaggevende rol speelt bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding, beide partijen zijn immers verwijtbaar. Het hof stelt de vergoeding niet op nul, omdat moet worden voorkomen dat het kiezen voor ontslag op staande voet goedkoper is dan het op juiste wijze beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Alles afwegende, waaronder het bruto maandsalaris van bijna 600 euro, vindt het hof een billijke vergoeding van 2.000 euro passend.

ECLI:NL:GHSHE:2021:3554

Bron:Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch| jurisprudentie| 06-12-2021

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?