Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

Wanneer de behandeling van een belastingprocedure de daarvoor geldende redelijke termijn overschrijdt, heeft de belanghebbende recht op vergoeding van immateriële schade. Voor de behandeling van een zaak in eerste aanleg geldt als uitgangspunt een redelijke termijn van twee jaar na het moment waarop de inspecteur het bezwaarschrift heeft ontvangen. Voor de bezwaarfase geldt een redelijke termijn van behandeling van een half jaar en voor de beroepsfase een termijn van anderhalf jaar. De enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden volstaat zonder enige vergoeding als de procedure over een zeer gering financieel belang gaat. Dat financiële belang betreft niet alleen het bedrag aan te betalen of te ontvangen belasting, maar ook de omvang van de schadevergoeding wegens rentederving, de proceskostenvergoeding en de vordering tot vergoeding van immateriële schade. Dat volgt uit een arrest van de Hoge Raad uit 2017. Volgens dat arrest is sprake van een zeer gering financieel belang, als de som van de hiervoor genoemde bedragen niet meer beloopt dan € 15.

Onder verwijzing naar dit arrest heeft Hof Arnhem-Leeuwarden het oordeel van de rechtbank, dat in een procedure sprake was van een zeer gering financieel belang, vernietigd. De door de inspecteur en de rechtbank toegekende kostenvergoedingen in bezwaar en beroep overschreden het bedrag van € 15. Het hof heeft de belanghebbende alsnog een vergoeding voor immateriële schade toegekend. De redelijke termijn was met 60 maanden overschreden, waarvan 59 maanden betrekking hadden op de bezwaarfase. Het hof stelde de vergoeding vast op € 5.000. Daarnaast had de belanghebbende recht op een proceskostenvergoeding in hoger beroep van € 1.068.

Opmerkelijk is dat de procedure betrekking had op de vergoeding van belastingrente. Bij de uitspraak op bezwaar tegen de voldoening van bpm op aangifte had de Belastingdienst een bedrag van € 3 aan belastingrente toegekend. Bij de uitspraak op bezwaar tegen de rentebeschikking heeft de inspecteur de rentevergoeding verhoogd tot € 10 en een kostenvergoeding voor de behandeling van het bezwaar van € 254 toegekend. De rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar gegrond verklaard en het bedrag van de belastingrente vastgesteld op € 13,46. De rechtbank heeft daarbij de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 1.050 en van het griffierecht.

Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20219812, 20/01081 | 18-10-2021

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?