Loud - Juridisch Advies & Mediation
20-03-2022 | Overeenkomstenrecht
Lees meer
Een man wordt in 2014 om het leven gebracht, waarna zijn huis in brand wordt gestoken. Omdat de politie een maand eerder een illegale hennepkwekerij in de woning heeft aangetroffen en opgerold, weigert de verzekeringsmaatschappij uit te betalen. De kleinkinderen van de man, zijn enige erfgenamen, stappen hierop naar de rechtbank.
De man had bij de verzekeringsmaatschappij een bedrijfsgebouwenverzekering, een inboedelverzekering en een ongevallenverzekering afgesloten. In deze verzekeringen is een meldingsplicht opgenomen: de verzekeringnemer is verplicht de verzekeraar te informeren over wijzigingen in de woning. In de verzekeringsvoorwaarden staat dat de verzekeraar geen schade vergoedt die is ontstaan door of in verband met illegale activiteiten. Hierbij wordt hennepteelt als voorbeeld genoemd.
De verzekeringsmaatschappij stelt dat de hennepkwekerij gemeld had moeten worden. Aangezien zij deze illegale activiteit met een verhoogd brandrisico niet had willen verzekeren, zouden de verzekeringen na de melding beëindigd zijn. De verzekeraar stelt ook dat de gestichte brand met de hennepkwekerij te maken heeft. De moord op de man houdt verband met zijn criminele activiteiten: er zou sprake zijn van een afrekening.
De kleinkinderen van de man stellen dat zij recht hebben op uitbetaling, omdat hun opa verzekerd was voor brand. Er is volgens hen geen causaal verband tussen de bestemmingswijziging (het kweken van hennep) en de brand. Zij concluderen dat de verzekeraar zich naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet met succes kan beroepen op de polisbepalingen.
Waar het in wezen om gaat, is of de verzekeringsmaatschappij daadwerkelijk in een redelijk belang is geschaad nu zij niet door de man is geïnformeerd over de hennepkwekerij in de woning, zo oordeelt de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Volgens de rechtbank is dit niet het geval. Omdat de hennepkwekerij al een maand eerder is opgerold, was er geen sprake meer van een illegale activiteit. De brand is bovendien niet veroorzaakt door de installatie of elektriciteitsaansluiting van de hennepkwekerij, maar door brandstichting. Er ontbreekt dan ook voldoende causaal verband tussen de veronderstelde niet-nakoming van de contractuele verplichting om de aanwezigheid van de hennepkwekerij te melden en het risico dat zich heeft verwezenlijkt.
Het beroep van de verzekeraar op de clausule over illegale activiteiten slaagt ook niet. Ook als het klopt dat de man zich heeft beziggehouden met criminele activiteiten, wat door de erfgenamen wordt weersproken, dan volgt hier nog niet uit dat de moord en brandstichting daarmee verband houden. Evenmin staat vast dat die activiteiten te maken zouden hebben gehad met de exploitatie of ontmanteling van de hennepkwekerij. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de verzekeringsmaatschappij niet heeft aangegeven welke concrete misdrijven de man zich ten tijde van de moord of brand zou hebben gepleegd. Ook wijst de rechtbank erop dat de ontmanteling van een hennepkwekerij in het algemeen geen moord of brandstichting tot gevolg heeft. Het politieonderzoek naar de moord en brandstichting heeft niets opgeleverd over de dader en een motief. Dit alles maakt volgens de rechtbank dat de door de verzekeraar gestelde gevolgtrekking te speculatief is. De verzekeringsmaatschappij zal daarom de bedrijfsgebouwen-, inboedel- en ongevallenverzekering moeten uitkeren.
ECLI:NL:RBZWB:2017:8750
Arbeidsrecht en sociale zekerheid