Loud - Juridisch Advies & Mediation
03-02-2025 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Lees meer
Een uitvaartverzorger mag op basis van een concurrentiebeding vijf jaar lang niet als uitvaartverzorger werken op het eiland waar zijn voormalige werkgever is gevestigd. Volgens de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam wordt de man daarmee onbillijk benadeeld. Het beding wordt vernietigd.
Een uitvaartverzorger zegt zijn arbeidsovereenkomst bij een uitvaartonderneming op een Nederlands eiland op. In dit arbeidscontract staat een concurrentiebeding. Op basis daarvan mag de man vijf jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst niet op of vanuit het eiland en een nabijgelegen eiland werken als uitvaartverzorger.
Nadat de man zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, treedt hij in dienst bij een concurrent in de buurt van zijn voormalige werkgever. Na discussie hierover wordt het concurrentiebeding gedeeltelijk geschorst: de man mag wel vanuit, maar niet op de eilanden werken als uitvaartverzorger.
Dat doet de man inmiddels drie jaar. Om zijn werk te doen, reist hij vanuit zijn woonplaats op het eiland steeds naar andere locaties buiten het eiland. Hij wil hiervan af en vraagt de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam daarom het concurrentiebeding te vernietigen.
De kantonrechter stelt voorop dat een concurrentiebeding van vijf jaar erg ruim is. In de rechtspraak wordt een concurrentiebeding van een jaar vaak redelijk gevonden. Deze tendens is ook terug te vinden in actuele wetsvoorstellen. Volgens de uitvaartonderneming is een lang concurrentiebeding door het specifieke karakter van de uitvaartbranche hier echter gerechtvaardigd. Bij een uitvaart ontstaat een grote persoonlijke binding met de uitvaartverzorger. Een concurrentiebeding heeft dus alleen maar zin als dat lang duurt, omdat iedereen gemiddeld eens in de vier of vijf jaar met een uitvaart te maken krijgt, aldus de uitvaartonderneming.
Dat gaat er bij de kantonrechter niet in. De rechter begrijpt dat een persoonlijke band kan ontstaan met een uitvaartverzorger en ook dat er daardoor een wens kan zijn om een volgende keer met dezelfde uitvaartverzorger in zee te gaan. In die zin zou het kunnen dat – als een uitvaartverzorger van werkgever wisselt – tevreden klanten meegaan naar een concurrent. De kantonrechter verwacht dat dit echter in de praktijk weinig zal voorkomen. Die situatie doet zich namelijk alleen voor bij zeer nauwe nabestaanden die binnen afzienbare tijd weer een uitvaart moeten organiseren, en ook nog in de regio. Dit doet zich gelukkig niet gemiddeld één keer in de vier of vijf jaar voor.
Daar staat tegenover dat de uitvaartverzorger door het concurrentiebeding aanzienlijk wordt benadeeld. De afgelopen drie jaar heeft hij namelijk niet kunnen werken in het gebied dat het dichtstbij de vestigingsplaats van zijn nieuwe werkgever ligt, die ook zijn woonplaats is. Feitelijk wordt hij gedwongen elders te werken, met lange reistijden en vertragingen tot gevolg. Met het oog op het beperkte belang van de uitvaartonderneming bij het beding wordt de uitvaartverzorger er onbillijk door benadeeld. De kantonrechter zet er dan ook een streep doorheen, waardoor de uitvaartverzorger ook op de eilanden aan de slag mag gaan.
ECLI:NL:RBROT:2024:13133
Arbeidsrecht en sociale zekerheid