Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

Volgens het EVRM en het IVBPR mag voor een strafbaar feit geen zwaardere straf worden opgelegd dan de straf die ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was. De bepalingen in deze verdragen hebben volgens de rechtbank gevolgen voor de toepassing van de inkeerregeling. De nieuwe inkeerregeling moet buiten toepassing blijven voor zover de onjuiste aangiften zijn gedaan voor 1 januari 2010.


Tot 2 juli 2009 hield de inkeerregeling in dat aan een belastingplichtige, die alsnog een juiste en volledige aangifte deed voordat hij wist of kon vermoeden dat de inspecteur van de onjuistheid of onvolledigheid op de hoogte was, geen vergrijpboete werd opgelegd. Sindsdien is de termijn, waarbinnen zonder vergrijpboete kan worden ingekeerd, beperkt tot twee jaar na het tijdstip waarop de onjuiste of onvolledige aangifte is gedaan of waarop aangifte had moeten worden gedaan. Inkeer na meer dan twee jaar leidt tot vermindering van de op te leggen vergrijpboete. Op grond van overgangsrecht geldt de oude inkeerregeling voor aangiften die vóór 1 januari 2010 zijn gedaan of hadden moeten zijn gedaan.


Met een beroep op de inkeerregeling gaf iemand alsnog de saldi van haar buitenlandse bankrekeningen aan. Dat leidde tot een navorderingsaanslag over 2013 waarin alle correcties waren samengevoegd en een vergrijpboete van 30% van de over 2001 tot en met 2011 nagevorderde belasting. Voor de jaren 2012 en 2013 werd geen boete opgelegd. De inspecteur paste de nieuwe inkeerregeling toe. Op grond van de oude inkeerregeling zou over de jaren tot en met 2008 geen vergrijpboete zijn opgelegd. De rechtbank verminderde de opgelegde boete met een bedrag van € 14.458.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBGEL20173675, AWB 16/1332 | 26-07-2017

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?