Loud - Juridisch Advies & Mediation
07-09-2022 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Lees meer
Als de kantonrechter een billijke vergoeding vaststelt, en het gerechtshof bepaalt dat dit bedrag lager moet zijn, dan moet de ontslagen werknemer het verschil terugbetalen.
Een werkgever wil de arbeidsovereenkomst met een werknemer ontbinden. De arbeidsrelatie tussen het bestuur (de werkgever) en het managementteam aan de ene kant en de werknemer (een directrice van een basisschool) aan de andere kant is verstoord. Volgens de kantonrechter heeft de werkgever ernstig verwijtbaar gehandeld, zodat de werknemer aanspraak heeft op een billijke vergoeding. Die eist 376.462 euro bruto, maar de kantonrechter maakt er 304.000 euro van, wat de werkgever vervolgens betaalt.
In hoger beroep gaat de discussie over de hoogte van de billijke vergoeding. Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch verwijst naar de gezichtspunten die de Hoge Raad in 2017 heeft geformuleerd in het New Hairstyle-arrest (ECLI:NL:HR:2017:1187). Zo moet ook worden bekeken hoe lang de arbeidsovereenkomst naar verwachting zou hebben voortgeduurd als de werkgever niet de ontbinding van de overeenkomst zou hebben veroorzaakt. Nog wel tien jaar, stelt de werknemer, die al ruim twintig jaar in dienst was. In die tien jaar had ze 787.262 euro kunnen verdienen (6.560 euro x 120 maanden), plus 109.000 euro aan werkgeversdeel van de pensioenpremie. Was ze elders gaan werken, dan had ze in die tien jaar 520.000 euro kunnen verdienen. De billijke vergoeding die zij vraagt, is daarom 787.262 + 109.200 – 520.000 = 376.462 euro.
De kantonrechter vond de tien jaar aannemelijk, maar oordeelde dat de werknemer in die periode elders 592.000 euro kon verdienen, en stelde de billijke vergoeding zo op 304.000 euro bruto. Het hof vindt deze tien jaar echter wat veel: de vrouw had een arbeidsovereenkomst als directeur voor één jaar, en die zou – gezien een tussentijdse evaluatie – niet worden voortgezet. Het hof rekent daar nog een re-integratieperiode van drie jaar bij op. In die periode had ze een inkomen gehad van 229.618 euro bruto. In werkelijkheid had ze een ww-uitkering en een aanvulling op grond van de Werkloosheidregeling onderwijspersoneel primair onderwijs (Wopo). In totaal zou dat in deze periode 190.578 euro zijn, bijna 40.000 bruto minder dan wanneer zij bij de werkgever werkzaam zou zijn gebleven. De pensioenschade stelt het hof vast op 16.000 euro bruto. Samen is dat 56.000 euro, vanwege de verwijtbaarheid van de werkgever verhoogt het hof de billijke vergoeding naar 100.000 euro. Meer is niet nodig: de vrouw is 41, de arbeidsmarkt is goed en ze heeft al een transitievergoeding gekregen van 42.539 euro bruto. Deze transitievergoeding is ook bedoeld als compensatie voor de gevolgen van het ontslag.
De billijke vergoeding die het hof heeft vastgesteld (100.000 euro) is lager dan die de kantonrechter berekende (304.294 euro), een bedrag dat de werkgever al heeft betaald. Het te veel ontvangen bedrag moet de werknemer binnen twee weken na de uitspraak van het hof terugbetalen.
ECLI:NL:GHSHE:2022:2496
Arbeidsrecht en sociale zekerheid