Loud - Juridisch Advies & Mediation
07-02-2022 | Overeenkomstenrecht
Lees meer
Een man en vrouw schenden het verhuurverbod in de hypotheekvoorwaarden van hun tweede woning. Hierop eist de bank de hypothecaire geldlening op en doet zij een melding bij het Bureau Kredietregistratie (BKR). Het stel spant daarop een kort geding aan bij de rechtbank Midden-Nederland.
De man en vrouw hebben begin 2007 een huis gekocht waarin zij op dit moment samenwonen, gefinancierd met een hypotheek bij een andere bank dan de bank in dit geschil. Later dat jaar koopt het stel ook een appartement, waarvoor zij een hypotheek afsluiten bij de bank in deze procedure. Volgens het stel is de man hierna in dit appartement gaan wonen, omdat er relatieproblemen waren.
Sinds 2013 wordt het appartement verhuurd aan een derde partij en woont het stel weer samen in het huis dat zij in 2007 samen kochten. Van beide hypotheken zijn alle betalingen steeds op tijd verricht, van een betalingsachterstand is dus geen sprake.
In de hypotheekvoorwaarden van dit appartement is echter wel een verhuurverbod opgenomen. Wanneer de bank in mei 2019 ontdekt dat de woning wordt verhuurd, laat zij de man en vrouw weten dat de verhuur beëindigd moet worden. De bank geeft hen in juli drie opties mee: ze beëindigen de verhuur, de hypotheek wordt aangepast of de hypotheek wordt afgelost. Kiezen de man en vrouw voor optie 1 of 2, dan moeten zij de hypotheek oversluiten naar een andere bank. Ook wil de bank een bewijs waaruit blijkt dat de man in het appartement heeft gewoond. Dit bewijs kan het stel niet leveren.
Na het voorstel van de bank gaan de man en vrouw op zoek naar een nieuwe hypotheekverstrekker. Ze vinden twee banken hiertoe bereid, waaronder de bank die de hypotheek verstrekte voor hun eerste woning. In november besluit de bank in het geschil echter de hypothecaire geldlening op te eisen en een melding te doen bij het BKR. Na de BKR-registratie besluit deze bank haar aanbod met de drie opties in te trekken.
De andere bank, waar het stel een hypotheek voor hun eerste woning heeft, wil de hypotheek alleen verstrekken onder de voorwaarde dat de BKR-registratie ongedaan wordt gemaakt. In het kort geding vraagt het stel de rechtbank de bank die de hypothecaire geldlening opeist en een melding maakte bij het BKR te verplichten om die BKR-registratie te verwijderen.
De rechtbank oordeelt dat het onduidelijk is gebleven of de man daadwerkelijk in de tweede woning heeft gewoond en of het stel zonder medeweten of instemming van de bank het huis heeft verhuurd. Dit betekent dat er voor de bank genoeg reden was om de BKR-melding te doen. Maar omdat niet is gebleken dat de man en vrouw te kwader trouw hebben gehandeld, de aflossing en rente altijd op tijd zijn betaald en een andere bank de woning wil herfinancieren, hoeft de melding niet gehandhaafd te worden.
Daarnaast had de bank de BKR-melding eerst moeten aankondigen, nu er al een voorstel lag, en heeft zij gehandeld in strijd met de door haar gewekte verwachtingen. Zij moet daarom alles in het werk stellen om de BKR-registratie te laten verwijderen en verwijderd te houden, zo beslist de rechtbank.
ECLI:NL:RBMNE:2020:6048
Overeenkomstenrecht
Arbeidsrecht en sociale zekerheid