Loud - Juridisch Advies & Mediation
07-11-2022 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Lees meer
Een bedrijf vindt dat een zzp'er het in de overeenkomst van opdracht opgenomen relatiebeding heeft geschonden en eist betaling van de daaraan gekoppelde boetes. Volgens de zelfstandige is het relatiebeding echter nietig, omdat het in strijd is met het belemmeringsverbod dat is vastgelegd in de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi).
De zzp’er heeft timmerwerk verricht voor een bedrijf dat zich bezighoudt met het uitzenden en detacheren van arbeidskrachten aan opdrachtgevers. Dit gebeurde op basis van een overeenkomst van opdracht. In die overeenkomst is een relatiebeding opgenomen, met een daaraan gekoppeld boetebeding. Nadat het bedrijf en de zzp'er de samenwerking hebben beëindigd, voert de zzp’er nog werk uit bij een van de relaties van het bedrijf. Dat is in strijd met het relatiebeding, vindt het bedrijf, dat daarom wil dat de zzp'er de boetes betaalt.
De zaak belandt bij de rechtbank Overijssel, waar het bedrijf de rechter vraagt voor recht te verklaren dat de zzp'er het relatiebeding heeft overtreden en om de man te veroordelen tot betaling van de boetes. De zzp'er wil daarentegen dat de rechtbank voor recht verklaart dat het relatiebeding nietig is. Volgens de man is dit beding namelijk in strijd met het belemmeringsverbod zoals vastgelegd in artikel 9a Waadi. Dit bepaalt dat een bedrijf geen belemmeringen in de weg mag leggen voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst na afloop van de terbeschikkingstelling tussen de ter beschikking gestelde arbeidskracht en diegene aan wie hij ter beschikking is gesteld. Het bedrijf betwist echter dat de zzp’er onder die wet valt: de man is geen werknemer maar een zelfstandige die een overeenkomst van opdracht met de onderneming is aangegaan, en van een arbeidsverhouding zou geen sprake zijn.
In de kern gaat het hier om de vraag of de man een beroep kan doen op de Waadi en de Uitzendrichtlijn, en, meer in het bijzonder, of het belemmeringsverbod van artikel 9a Waadi ook geldt in de rechtsverhouding tussen hem en het bedrijf. De rechtbank Overijssel verwijst hierbij naar een arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2022, waarin in dit kader een toetsingskader is geformuleerd. De Hoge Raad besliste dat de Waadi en de Uitzendrichtlijn niet zonder meer van toepassing zijn als een uitzendbureau een zzp'er ter beschikking stelt aan een inlenende onderneming om daar onder leiding en toezicht van de inlener te werken. Voor de toepasselijkheid van deze wet en richtlijn is vereist dat voldaan is aan de in het kader van deze richtlijn gestelde eisen. Als iemand een uitzendkracht is in de zin van de Uitzendrichtlijn, valt die persoon onder het beschermingsbereik van de Waadi.
In dit verband heeft de Hoge Raad, onder verwijzing naar jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU, vastgesteld wie als uitzendkracht in de zin van de Uitzendrichtlijn wordt gekwalificeerd, namelijk elke persoon die een werknemer is met een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding met een uitzendbureau, wat inhoudt dat diegene: (i) arbeid verricht en gedurende een bepaalde tijd voor en onder leiding van het uitzendbureau prestaties levert en in ruil daarvoor een vergoeding ontvangt; en (ii) in de desbetreffende lidstaat wordt beschermd op grond van de arbeid die hij verricht – teneinde door het uitzendbureau ter beschikking te worden gesteld van een inlenende onderneming om daar onder toezicht en leiding van de inlenende onderneming tijdelijk werk te verrichten.
Volgens de rechtbank valt de zzp'er in deze zaak onder de definitie van 'uitzendkracht' in de zin van de Uitzendrichtlijn. Ondanks het feit dat de man als zzp’er werkte op basis van een overeenkomst van opdracht was hij niet wezenlijk van een andere uitzendkracht in het bedrijf te onderscheiden. Zo was het bedrijf in de periode dat de man er werkte zijn enige opdrachtgever en was hij hier dus financieel afhankelijk van. Ook voerde hij hetzelfde werk uit, met dezelfde uren, als zijn collega’s. Gelet hierop was er volgens de rechtbank dan ook sprake van een arbeidsverhouding met de bedoeling om de zzp'er ter beschikking te stellen aan opdrachtgevers.
Maar verrichtte de man het werk ook onder toezicht en leiding van de inlener? De rechtbank vindt van wel. Het inhoudelijke gezag lag feitelijk bij het bedrijf en niet bij de zzp'er. Zo hoorde hij dagelijks wat hij moest doen en werd zijn werk door de opdrachtgever beoordeeld. Daarom kan worden aangenomen dat hij op grond van de arbeid die hij verrichtte op basis van de overeenkomst van opdracht tussen hem en het bedrijf wordt beschermd door de Nederlandse wetgeving. Hij valt dan ook onder het beschermingsbereik van de Waadi.
Maar, zo is de volgende vraag, is ook artikel 9a Waadi van toepassing? Ja, zegt de rechtbank weer. Nu dit artikel van toepassing is, moet worden beoordeeld in hoeverre het relatiebeding in strijd is met dit artikel. Volgens de rechtbank is het beding in de overeenkomst een belemmering in de zin van dit wetsartikel, nu er onmiskenbaar uit voortvloeit dat de man gedurende een bepaalde tijd niet in dienst mocht treden of werk mocht uitvoeren voor de inlenende bedrijven waaraan hij eerder door de opdrachtgever ter beschikking is gesteld. Nu zo'n belemmering niet is toegestaan, is het beding nietig. De door het bedrijf gevorderde boetes hoeft de zzp'er dus niet te betalen.
ECLI:NL:RBOVE:2022:2747
Overeenkomstenrecht
Arbeidsrecht en sociale zekerheid