Loud - Juridisch Advies & Mediation
18-01-2023 | Ondernemingsrecht
Lees meer
In hoeverre kan de raad van toezicht van een stichting aansprakelijk worden gehouden als een derde schade lijdt door toedoen van die stichting? In deze uitspraak gaat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in op de aansprakelijkheid van (de leden van) een raad van toezicht.
Een man heeft aan een zorgstichting leningen verstrekt en een belastingschuld van de stichting betaald. De stichting is later op eigen aangifte failliet verklaard en het faillissement is afgewikkeld. De man eist het geleende bedrag (€ 286.388) terug en spreekt twee bestuursleden en een lid van de raad van toezicht daarop aan. Hij verwijt hen onbehoorlijk bestuur en een onbehoorlijke taakvervulling als toezichthouder: zij hebben onrechtmatig gehandeld en zijn aansprakelijk voor de door hem geleden schade.
In deze uitspraak gaat het hof Arnhem-Leeuwarden in op de aansprakelijkheid van een raad van toezicht. De taakvervulling en aansprakelijkheid van de raad van toezicht van een stichting zijn niet wettelijk geregeld; taken en bevoegdheden staat doorgaans in de statuten. De raad van toezicht is niet zelf gehouden tot nakoming van de verplichtingen van de onder toezicht staande rechtspersoon, maar moet zich laten inlichten, het bestuur adviseren en zo nodig ingrijpen. Daarbij mag de raad van toezicht in beginsel afgaan op de door het bestuur verstrekte informatie en ervan uitgaan dat die volledig en juist is. Het toezicht moet wel intensiever worden bij een slechte financiële situatie: dan moet de raad van toezicht aanvullende informatie vragen, kritische vragen stellen en doorvragen. Ook moet de raad van toezicht dan frequenter vergaderen, afzonderlijk en met het bestuur.
De leden van een raad van toezicht van een stichting kunnen ook – uit onrechtmatige daad – aansprakelijk zijn tegenover derden. Die kwestie speelde in deze zaak. Deze leden zijn in beginsel niet in privé aansprakelijk voor een handelen of nalaten van de stichting dat uitsluitend de stichting als zodanig kan worden toegerekend. Op die hoofdregel bestaat wel een uitzondering: als leden van de raad van toezicht zélf een onrechtmatige daad plegen, waarvan een voldoende ernstig persoonlijk verwijt van onbehoorlijk handelen kan worden gemaakt.
In deze zaak oordeelt het gerechtshof dat de bestuurders zich niet onbehoorlijk hebben gedragen. In zo’n geval kan ook niet worden gezegd dat een lid van de raad van toezicht onvoldoende toezicht heeft gehouden en dus zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Het toezicht op het handelen en nalaten van het bestuur heeft dan niet gefaald en het lid van de raad van toezicht kan niet aansprakelijk worden gehouden voor de schade die de verstrekker van het geld heeft geleden.
ECLI:NL:GHARL:2022:11162
Arbeidsrecht en sociale zekerheid