Loud - Juridisch Advies & Mediation
23-11-2022 | Overeenkomstenrecht
Lees meer
Tijdens een bouwproject kan het nodige misgaan. Het tussentijds ontbinden van de overeenkomst is mogelijk, maar daar zijn voorwaarden aan verbonden.
Voor het ontbinden van een overeenkomst is nodig dat degene die de opdracht aanneemt ‘in verzuim’ is. De opdrachtgever moet hem eerst in gebreke stellen: laten weten dat hij binnen een bepaalde termijn de boel moet herstellen. De vraag is of de opdrachtgever in deze casus dat had gedaan. Zij gaf een bedrijf opdracht een zwembad in haar tuin aan te leggen. De aanneemsom bedroeg € 56.000. Na twee weken krijgt de opdrachtgever een eerste deelfactuur van € 17.500. Die betaalt zij niet omdat er met de bouw van alles misgaat, en ze ontbindt de overeenkomst. De factuur moet zij gewoon betalen, oordeelt de kantonrechter in een eerste procedure. De opdrachtgever gaat in hoger beroep. Het gerechtshof Den Haag moet beoordelen of de opdrachtgever de overeenkomst mocht ontbinden.
Daarvoor had de opdrachtgever een ingebrekestelling moeten sturen: een schriftelijke aanmaning, waarbij aan het bedrijf een (laatste) redelijke termijn voor nakoming van de overeenkomst wordt gesteld. Zo kan worden bepaald tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is. Herstelt de aannemer de fouten niet voor die tijd, dan is hij in verzuim. Daarna kan de overeenkomst worden ontbonden.
Het hof is van oordeel dat de opdrachtgever het bedrijf niet in gebreke heeft gesteld. Zij heeft de aannemer wel vaak gewezen op onvolkomenheden, maar dat is geen ingebrekestelling: ze heeft nooit een laatste (redelijke) termijn voor nakoming gesteld. Daardoor is het bedrijf niet in verzuim geraakt, en mocht de opdrachtgever de overeenkomst niet ontbinden.
Mocht de opdrachtgever de overeenkomst niet ontbinden, opzeggen kon wel. Maar als zij dat doet, moet zij wel de afgesproken offerteprijs betalen, minus de besparingen door de aannemer – de werkzaamheden die hij niet meer heeft uitgevoerd en de materialen die hij niet heeft gebruikt. De opdrachtgever moet daarbij stellen én bewijzen hoeveel de aannemer heeft bespaard. Wat de deelfactuur betreft, is het duidelijk: dat werk is uitgevoerd en dit moet de opdrachtgever betalen. De aannemer wil ook dat de opdrachtgever de winst over het gehele project betaalt, € 16.283. Zij bestrijdt de hoogte van deze winst en de aannemer maakt niet duidelijk waarom deze zo hoog is. Het hof acht een winstmarge van 10 procent van de aanneemsom redelijk. De opdrachtgever moet daarom ook nog een bedrag van € 5.600 betalen.
ECLI:NL:GHDHA:2022:2173
Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Overeenkomstenrecht