Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

Een instelling voor forensische zorg wil haar governance aanpassen. De raad van bestuur (twee bestuurders) en de raad van commissarissen (drie commissarissen) moeten ieder een extra lid krijgen, in beide gevallen een aandeelhouder. De ondernemingsraad verzet zich hiertegen. De Ondernemingskamer toetst het besluit ‘marginaal’.

De reden voor de uitbreiding van de raad van bestuur (RvB) en de raad van commissarissen (RvC): dan kunnen zij beter toezicht op de instelling uitoefenen. Dat alles heeft geen gevolgen voor het personeel. De ondernemingsraad van de instelling is tegen dit besluit: het doet afbreuk aan de ‘eigenstandigheid’ van de instelling, zoals die in de aandeelhoudersovereenkomst is vastgelegd. Ook vreest de ondernemingsraad dat aandeelhouders op de stoel van de bestuurder terechtkomen en dat de raad van commissarissen minder onafhankelijk wordt. De cliëntenraad van de zorginstelling adviseert positief.

Marginaal toetsen

Op grond van de Wet op de ondernemingsraden kan een ondernemingsraad uitsluitend tegen een dergelijk besluit opkomen als de ondernemer (de zorginstelling) ‘bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet tot het besluit heeft kunnen komen’. De Ondernemingskamer zal het besluit marginaal toetsen. Uitgangspunt daarbij is wel dat de zorginstelling de vrijheid heeft om als ondernemer haar eigen beleid te bepalen. Dit is vaste jurisprudentie.

Eigenstandigheid

De Ondernemingskamer stelt dat het begrip ‘eigenstandigheid’ een afspraak betreft tussen aandeelhouders. Zij kunnen daar een eigen inhoud aan te geven. De ondernemingsraad is geen partij bij de aandeelhoudersovereenkomst en gaat daar in feite niet over. De Ondernemingskamer oordeelt dat het voorgenomen besluit de eigenstandigheid van de instelling niet nadelig beïnvloedt. Van belang daarbij is dat de wijziging in de governance de bevoegdheden van de RvB en RvC niet verandert.

Belangenverstrengeling

De Ondernemingskamer benadrukt dat de nieuwe bestuurders zijn gehouden tot een behoorlijke taakvervulling en zich moeten richten naar het belang van de zorginstelling. Bij een reëel risico op belangenverstrengeling dienen zij bovendien verhoogde zorgvuldigheid in acht te nemen. Dat zij tevens aandeelhouders zijn, maakt dan niet dat het besluit over de nieuwe governance niet in het bestuur in redelijkheid kon worden genomen.

Medezeggenschapstraject

De onafhankelijkheid van de commissarissen wordt gewaarborgd door de Wet toetreding zorgaanbieders. Ook in de statuten staat dat de leden van de RvC zonder last of ruggespraak stemmen. Verder neemt de Ondernemingskamer ook mee dat zowel de minister (op grond van de Wet forensische zorg) als de cliëntenraad zich in het voorgenomen besluit kon vinden, en dat de ondernemingsraad steeds uitgebreid heeft kunnen overleggen met de instelling. Het medezeggenschapstraject was zeker niet ‘gebrekkig’, zoals de ondernemingsraad stelt. Het besluit de governance aan te passen blijft in stand.

ECLI:NL:GHAMS:2022:3638

 

Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:GHAMS:2022:3638 | 10-01-2023

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?