Loud - Juridisch Advies & Mediation
28-10-2021 | Formeel recht
Lees meer
De Belastingdienst kan te weinig geheven belasting navorderen wanneer een nieuw feit aanleiding geeft voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld. Een feit dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, levert geen grond voor navordering op, behoudens wanneer de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is. Navordering is niet mogelijk als de inspecteur een ambtelijk verzuim heeft begaan.
Uitgangspunt is dat de inspecteur op de juistheid van een ingediende aangifte mag vertrouwen. De inspecteur hoeft pas over te gaan tot nader onderzoek als hij, na kennis te hebben genomen van de aangifte, in redelijkheid moet twijfelen aan de juistheid daarvan. Die redelijke twijfel wordt niet snel aangenomen. Van een ambtelijk verzuim is sprake wanneer zich omstandigheden voordoen waaraan een sterk vermoeden voor de onjuistheid van de aangifte valt te ontlenen.
Volgens Hof Den Bosch gaf iemands aangifte geen aanleiding voor twijfel die tot nader onderzoek had moeten leiden. De aangifte was ingediend door een gemachtigde naar wiens handelen de Belastingdienst onderzoek had ingesteld. De vraag was of de inspecteur door de vermelding van het beconnummer alsnog had moeten twijfelen aan de juistheid van de aangifte. Op grond van het onderzoek zijn alle aangiften die door tussenkomst van de gemachtigde vanaf 1 januari 2016 zijn ingediend geblokkeerd. De aangifte van de belanghebbende was voor 1 januari 2016 ingediend en viel daarom buiten dit onderzoek. Naar het oordeel van het hof beschikte de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag over een nieuw feit en was geen sprake van een ambtelijk verzuim. De navorderingsaanslag was terecht vastgesteld. Het door de belanghebbende ingestelde hoger beroep is ongegrond verklaard.
Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Overeenkomstenrecht