Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

De minister van Sociale Zaken heeft Kamervragen over het omzeilen van de transitievergoeding door werkgevers beantwoord. De aanleiding voor de vragen is een recente uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op een verzoek van een werknemer tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst na twee jaar arbeidsongeschiktheid en na 1 jaar loonsanctie. De werkgever had niet om ontbinding gevraagd en was ook niet ingegaan op het verzoek van de werknemer om de overeenkomst te beëindigen. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer zonder toekenning van een vergoeding. Bij ontbinding op verzoek van de werknemer is er alleen aanleiding om een transitievergoeding te betalen bij ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.


Bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer is de werkgever verplicht om het loon door te betalen gedurende twee jaar. Bij onvoldoende inspanningen om de werknemer te laten re-integreren kan het UWV een loonsanctie opleggen van maximaal 1 jaar. Tegelijkertijd wordt het opzegverbod bij ziekte met dezelfde periode verlengd. Na afloop van periode waarin de werkgever verplicht is om het loon door te betalen krijgt de arbeidsongeschikte werknemer een WIA-uitkering. Niet van belang voor het recht op een WIA-uitkering is of de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Vaak vraagt de werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar de werkgever is daar niet toe verplicht. Verzoekt de werkgever niet om ontbinding, dan blijft de arbeidsovereenkomst formeel bestaan. Feitelijk is deze echter beëindigd, zonder dat de werkgever verplicht is om een transitievergoeding te betalen.


Bij ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever kan de rechter de werkgever verplichten om een billijke vergoeding te betalen aan de werknemer wiens dienstverband wordt beëindigd. Of het niet nakomen van de re-integratieverplichtingen door een werkgever moet worden aangemerkt als ernstig verwijtbaar handelen is afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. Die beoordeling wordt door de rechter gemaakt.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken | publicatie | 2015-0000314045, ECLINLRBMNE20158495 | 21-01-2016

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?