Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

De Belastingdienst mag bij het vaststellen van een aanslag inkomstenbelasting uitgaan van de juistheid van de gegevens die in de aangifte zijn verwerkt. De inspecteur hoeft pas een nader onderzoek naar de juistheid van de aangifte in te stellen als hij, na met normale zorgvuldigheid kennis te hebben genomen van de aangifte, in redelijkheid aan de juistheid van de in die aangifte opgenomen gegevens behoort te twijfelen. Voor twijfel is geen aanleiding als de in de aangifte opgenomen gegevens mogelijk juist zijn. Volgens de Hoge Raad is de inspecteur niet altijd verplicht om bij het beoordelen van een aangifte het dossier van de (fiscale) partner van de belastingplichtige te raadplegen.

De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Den Haag vernietigd. Volgens het hof had de inspecteur een ambtelijk verzuim begaan door de overlijdensaangifte van de partner niet te raadplegen toen hij de aangifte van een belastingplichtige met een aanmerkelijk belang behandelde. Hoewel er een grote kans was dat een voordeel uit de fictieve vervreemding van het aanmerkelijk belang in aanmerking zou moeten worden genomen, sloot dat niet de mogelijkheid uit dat de aangifte juist was. Volgens de Hoge Raad heeft het hof de onderzoeksplicht van de inspecteur te ver opgerekt. Hof Amsterdam moet nu beoordelen of terecht een navorderingsaanslag aan de belastingplichtige is opgelegd.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20201410, 18/03849 | 10-09-2020

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?