Loud - Juridisch Advies & Mediation
09-04-2020 | Formeel recht
Lees meer
In het jaar 2010 hadden ongehuwd samenwonende meerderjarigen de keuze om al dan niet elkaars fiscale partner te zijn. Deze keuze moest gezamenlijk worden gedaan bij een verzoek om voorlopige teruggaaf of bij de aangifte. De keuze kon herzien worden zolang de aanslagen over het kalenderjaar nog niet definitief vaststonden.
Een samenwonend stel deed het verzoek om als fiscale partners te worden aangemerkt pas nadat de Belastingdienst ambtshalve aanslagen had opgelegd. De bezwaartermijn voor deze aanslagen was al verstreken toen het stel alsnog aangiften indiende. De Belastingdienst legde naar aanleiding daarvan een navorderingsaanslag op. De rechtbank beantwoordde de vraag of in de procedure over de navorderingsaanslag alsnog een keuze voor fiscaal partnerschap mogelijk was ontkennend. Omdat de ambtshalve opgelegde aanslagen onherroepelijk vaststonden kon de keuze voor partnerschap niet meer gemaakt worden.
Bij de behandeling van het bezwaar tegen de navorderingsaanslag heeft de inspecteur toegezegd mee te werken aan een andere toerekening van gezamenlijke inkomensbestanddelen. Daarmee stond hij toe dat alsnog werd gekozen voor fiscaal partnerschap, hoewel dat wettelijk niet mogelijk was. Daarna wilde de inspecteur op zijn toezegging terugkomen. De rechtbank achtte de inspecteur aan zijn toezegging gebonden. De toezegging van de inspecteur was niet zodanig in strijd met de wet dat de belastingplichtige daaraan geen vertrouwen heeft kunnen ontlenen. Dat bleek al uit het feit dat de inspecteur bij de ambtshalve opgelegde aanslagen van fiscaal partnerschap is uitgegaan door het inkomen uit sparen en beleggen bij helfte te verdelen over beide samenlevingspartners, hoewel het saldo van de banktegoeden van een van hen aanzienlijk hoger was dan dat van de ander.
Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Overeenkomstenrecht