Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

De Belastingdienst kan een navorderingsaanslag opleggen wanneer op grond van een nieuw feit vermoed wordt dat ten onrechte geen aanslag of een te lage aanslag is opgelegd. De normale termijn waarbinnen een navorderingsaanslag moet worden opgelegd is vijf jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Heeft de navorderingsaanslag betrekking op een buitenlands inkomens- of vermogensbestanddeel, dan geldt een verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan.


Per 1 januari 2012 geldt voor de erfbelasting geen beperking meer in de navorderingstermijn in gevallen waarin een buitenlands inkomens- of vermogensbestanddeel niet, onjuist of onvolledig is opgenomen in de gedane aangifte. Deze wijziging is onmiddellijk in werking getreden en heeft betrekking op alle gevallen waarin de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar op 1 januari 2012 nog niet was verstreken.


Een in 2014 gedane melding van niet aangegeven buitenlands vermogen voor de inkomstenbelasting leidde niet alleen tot het opleggen van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting, maar ook tot het opleggen van een navorderingsaanslag erfbelasting. Het buitenlandse vermogen was door de belastingplichtige verkregen uit de nalatenschap van zijn overleden vader. De belastingplichtige bestreed de navorderingaanslag erfbelasting, omdat de navorderingstermijn in 2012 zou zijn verstreken. Op 1 januari 2012 was de termijn van twaalf jaar nog niet verstreken, zodat in dit geval geen beperking in de navorderingstermijn gold. De navorderingsaanslag erfbelasting was terecht opgelegd.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBGEL2018376, AWB 16/7881 | 15-02-2018

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?