Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

De inspecteur kan in een informatiebeschikking vaststellen dat een belastingplichtige niet heeft voldaan aan zijn informatieverplichting. Tegen een informatiebeschikking staan de rechtsmiddelen bezwaar en beroep open. Als de informatiebeschikking onherroepelijk vaststaat, wordt de bewijslast in procedures over aanslagen waarop de informatiebeschikking betrekking heeft, omgekeerd en verzwaard.

In een procedure over een aantal informatiebeschikkingen meenden de belanghebbenden dat de informatiebeschikkingen moesten worden vernietigd. De informatiebeschikkingen waren vastgesteld nadat de belanghebbenden met een beroep op de inkeerregeling buitenlands vermogen hadden gemeld. De door de inspecteur gevraagde informatie over eerdere jaren werd door de belanghebbenden niet verstrekt. Volgens de belanghebbenden moesten de informatiebeschikkingen worden vernietigd, omdat vanwege het niet doen van de vereiste aangiften de bewijslast toch al was omgekeerd en verzwaard. Hof Arnhem-Leeuwarden heeft het betoog van de belanghebbenden verworpen omdat de inspecteur op basis van de hem bekende gegevens niet kon beoordelen of in de betreffende jaren de vereiste aangiften waren gedaan.

Volgens het hof had de inspecteur echter geen vragen mogen stellen over hem nog onbekende buitenlandse bankrekeningen en zich moeten beperken tot vragen over de bankrekeningen die bij de inkeer aan hem bekend waren gemaakt. Het hof vernietigde de informatiebeschikkingen voor zover deze betrekking hadden op andere onderdelen dan de bekendgemaakte bankrekeningen.

De Hoge Raad deelt in cassatie het oordeel van het hof dat de inspecteur informatiebeschikkingen mocht geven, ook al was niet vastgesteld of de vereiste aangiften waren gedaan.

De Hoge Raad heeft de vernietiging van de informatiebeschikkingen ongedaan gemaakt. Voor het ontstaan van de wettelijke informatieverplichting is voldoende dat de inspecteur op grond van wat hem reeds bekend is in redelijkheid kan menen dat het antwoord op zijn vragen van belang kan zijn voor de belastingheffing van degene aan wie hij de vragen heeft gesteld. De inspecteur kan zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de mogelijkheid bestaat dat een belastingplichtige, die over niet aangegeven bankrekeningen in het buitenland beschikt, gedurende enige tijd onbekende bronnen van inkomen heeft gehad en ervoor heeft gekozen daarmee verband houdende vermogensbestanddelen in het buitenland onder te brengen. De inspecteur hoeft zijn vragen niet te beperken tot de in het buitenland aangehouden of opgekomen vermogensbestanddelen die hem door de belastingplichtige zijn gemeld.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021778, 20/00892 | 10-06-2021

Met ingang van 1 juli 2011 is de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen gewijzigd. De wijzigingen hebben betrekking op de rechtsbescherming van belastingplichtigen in relatie tot de administratie- en informatieplicht en controlehandelingen van de Belastingdienst. Bij deze wijziging is de zogenaamde informatiebeschikking ingevoerd. Dat is een beschikking waarmee de inspecteur vaststelt dat niet of niet volledig aan de informatie- of administratieverplichtingen is voldaan. De informatiebeschikking is voor bezwaar vatbaar. Sinds de wetswijziging is voor omkering en verzwaring van de bewijslast nodig dat de vereiste aangifte niet is gedaan of dat er een onherroepelijk geworden informatiebeschikking is. Er is geen overgangsrecht getroffen. Dat betekent dat voor iedere uitspraak op bezwaar die is gedaan vanaf 1 juli 2011 geldt dat aan een van beide voorwaarden moet zijn voldaan wil de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast kunnen worden toegepast. Niet van belang is of de belastingaanslag voor 1 juli 2011 is opgelegd.


In zaken waarin de inspecteur vóór 1 juli 2011 uitspraak op bezwaar heeft gedaan, is er uiteraard geen informatiebeschikking. Zou het beginsel van onmiddellijke werking strikt worden toegepast, dan zou dat in deze gevallen betekenen dat in beroep of hoger beroep omkering en verzwaring van de bewijslast niet mogelijk is tenzij niet de vereiste aangifte is gedaan. Volgens de Hoge Raad is er geen aanwijzing dat de wetgever dit ongerijmde gevolg heeft voorzien en aanvaard. Dat betekent dat de rechter moet beoordelen of de inspecteur bij zijn vóór 1 juli 2011 gedane uitspraak op bezwaar diende uit te gaan van de destijds geldende bepalingen van de AWR. De vanaf 1 juli 2011 in de AWR opgenomen eis van een informatiebeschikking kan niet worden gesteld indien het (hoger) beroep is gericht tegen een uitspraak op bezwaar die is gedaan voor 1 juli 2011.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR20152903, 14/02811 en ECLINLHR20152795, 14/02335 | 08-10-2015

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?