Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

Indien een bestuur van een onderneming zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement van de onderneming, kan iedere bestuurder hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden voor het bedrag van de schulden.

In een zaak over het faillissement van een vennootschap stelt de curator de twee middellijke bestuurders aansprakelijk voor het boedeltekort. Ook stelt hij een derde persoon aansprakelijk wegens zijn gestelde feitelijk leidinggevende rol.

Volgens de curator is er geen boekhouding bijgehouden over het jaar 2020. Er is geen kasadministratie, voorraadadministratie of kassa, en er zijn geen planlijsten. Ook zijn er sinds 2016 geen jaarrekeningen gepubliceerd en is de jaarrekening over 2015 niet tijdig gepubliceerd. Daarnaast bestaat het vermoeden dat een van de bestuurders goederen van de vennootschap heeft ontvreemd en de boekhouding heeft gemanipuleerd. De bestuurders zouden hun taak onbehoorlijk vervuld hebben, wat zou hebben geleid tot het faillissement. De bestuurders en de leidinggevende zijn daarmee hoofdelijk aansprakelijk voor het boedeltekort, aldus de curator.

De bestuurders en de leidinggevende betwisten niet dat de administratieplicht is geschonden. De bestuurders stellen echter dat het faillissement aan andere oorzaken te wijten is, zoals de economische crisis van 2007 en de coronacrisis.

Schending administratieplicht

In geval van faillissement van een vennootschap is iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag van de schulden, voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan. Voorwaarden voor de hoofdelijke aansprakelijkheid zijn dat het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en dat aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

Tussen partijen is niet in geschil dat het bestuur de administratieplicht heeft geschonden. Daarmee staat vast dat het bestuur zijn taken onbehoorlijk heeft vervuld en geldt het wettelijk vermoeden dat het onbehoorlijke bestuur een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement.

In dit geval zijn de bestuurders er naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd dit vermoeden te ontzenuwen. Zelfs als wordt uitgegaan van de door de bestuurders aangedragen oorzaken van het faillissement, is daarmee niet ontzenuwd dat de schending een belangrijke oorzaak is geweest. Hiermee staat vast dat de bestuurders aansprakelijk zijn voor het boedeltekort, zo oordeelt de rechtbank. Een van de bestuurders heeft geen disculpatie- of matigingsverweer gevoerd. Om die reden wordt de vordering van de curator toegewezen.

De rechtbank heeft de vordering van de curator tegen de tweede bestuurder afgewezen, aangezien zij alleen formeel bestuurder was en geen bestuurstaken uitvoerde.

De curator heeft volgens de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat de derde persoon feitelijk leidinggevende is geweest. Deze vordering wordt daarom ook afgewezen.

ECLI:NL:RBOVE:2022:1971

Bron: Rechtbank Overijssel | jurisprudentie | ECLI:NL:RBOVE:2022:1971, C/08/262384 / HA ZA 21-80 | 26-07-2022

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?