Loud - Juridisch Advies & Mediation
10-10-2018 | Formeel recht
Lees meer
Voor vrijwillige inkeer is nodig dat een belastingplichtige voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de Belastingdienst op de hoogte is van de onjuistheid of onvolledigheid van zijn aangifte de juiste informatie verstrekt. Het gaat niet om het subjectieve vermoeden van de belastingplichtige maar om de vraag of hij objectief redelijkerwijs moest vermoeden dat de Belastingdienst op de hoogte was of zou komen van de onjuiste aangifte. Wanneer sprake is van vrijwillige inkeer is dat aanleiding om geen of een lagere boete op te leggen.
De Zwitserse UBS-bank heeft in 2014 haar Nederlandse cliënten gevraagd om bewijs van een juiste fiscale aangifte over te leggen. Op 23 juli 2015 heeft de Nederlandse Belastingdienst informatie opgevraagd bij de Zwitserse Belastingdienst over rekeninghouders bij de UBS-bank. Bij brief van 16 september 2015 zijn de rekeninghouders door de UBS-bank geïnformeerd over het informatieverzoek. Op 22 september 2015 heeft de Zwitserse Belastingdienst het ontvangen informatieverzoek officieel bekendgemaakt en Nederlandse cliënten van de bank gewezen op de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen het voornemen om gevraagde inlichtingen te verstrekken. De Nederlandse media hebben op 27 september 2015 bericht dat de Nederlandse Belastingdienst informatie heeft opgevraagd bij de Zwitserse Belastingdienst over rekeninghouders bij de UBS-bank.
Bezien in het licht van de hiervoor genoemde feiten was van een vrijwillige inkeer geen sprake bij een rekeninghouder die op 16 oktober 2015 een beroep deed op de inkeerregeling en daarna informatie verstrekte over zijn bankrekening en de herkomst van het geld. Op basis van de bij de feiten vermelde omstandigheden moest de rekeninghouder in elk geval vanaf 27 september 2015 objectief redelijkerwijs vermoeden dat de Belastingdienst op de hoogte zou raken van zijn rekening bij de UBS-bank.
Arbeidsrecht en sociale zekerheid