Loud - Juridisch Advies & Mediation
31-01-2024 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Lees meer
Zowel een werkgever als werknemer kan de arbeidsovereenkomst opzeggen. Er is echter een groot verschil. Bij een opzegging door de werknemer dient de wil van de werknemer om op te zeggen in een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring te worden geuit. Begrijpelijk, want voor een werknemer gaat de beëindiging van een arbeidsrelatie gepaard met ernstige gevolgen. Denk hierbij aan het mislopen van een transitievergoeding en een WW-uitkering. Daarentegen is het voor een werkgever niet vereist om bij de opzegging een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring te geven. Toch heeft de Hoge Raad zich recent nog een keer gebogen over de vraag of dit wel echt zo is.
In deze zaak heeft de werkgever de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer beëindigd. De werknemer stelt dat hij de brief van de werkgever niet heeft opgevat als een opzegging van de arbeidsovereenkomst. Volgens de werknemer kan de opzegging hem daarom niet worden tegengeworpen, ook al heeft de werkgever de brief als een opzeggingsbrief bedoeld.
Zoals gezegd, is voor de opzegging van een werknemer vereist dat de ‘opzeggingswil’ van de werknemer duidelijk en ondubbelzinnig wordt verklaard. Onder bepaalde omstandigheden dient een werkgever zelfs na te gaan of de werknemer daadwerkelijk de arbeidsrelatie wil beëindigen. Of een werkgever dit na dient te gaan, is afhankelijk van de situatie. Hierbij dient een werkgever te kijken naar de functie en de rechtskennis van een werknemer. Ook kan van belang zijn of je als werkgever een werknemer de tijd hebt gegeven om terug te komen op de opzegging.
De vraag in deze zaak was of de ‘duidelijk- en ondubbelzinnigheids-maatstaf’ óók voor een werkgever geldt als een werkgever de arbeidsovereenkomst stelt te hebben opgezegd, terwijl de werknemer dat niet zo heeft begrepen. De Hoge Raad antwoordt dat dit niet het geval is. De genoemde maatstaf geldt dus niet bij opzegging door de werkgever.
Toch kan het volgens de Hoge Raad zijn dat een werkgever na het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de werknemer het volgende moet doen:
Als werkgever ben je echter niet in iedere situatie verplicht om je aan de bovengenoemde twee punten te houden. Of je dit moet doen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Een werkgever zal dus per geval moeten beoordelen of hij gehouden is om deze taken op zich te nemen.
Duidelijk is in ieder geval dat de ‘duidelijk- en ondubbelzinnigheids-maatstaf’ niet voor werkgevers geldt. Toch is het voor een werkgever verstandig om een duidelijke opzeggingsbrief op te stellen. De Hoge Raad heeft natuurlijk gezegd dat het afhankelijk zal zijn van alle omstandigheden van het geval of een werkgever moet nagaan of een werknemer de opzeggingsbrief als zodanig heeft begrepen en of een werknemer ingelicht moest worden over de gevolgen. Als alle omstandigheden van het geval kunnen worden meegewogen, dan zou natuurlijk ook een onduidelijke opzeggingsbrief gewicht kunnen leggen in de weegschaal.
Als werkgever doe je er dus verstandig aan om alsnog een duidelijke (en ondubbelzinnige) opzeggingsbrief op te stellen. Heb je vervolgens het idee dat een werknemer de opzeggingsbrief niet goed heeft begrepen? Dan kan het geen kwaad om de inhoud van de brief aan de werknemer toe te lichten. Daarbij is het uiteraard slechts een kleine moeite om de werknemer op de hoogte te stellen van de gevolgen van de opzegging. Je kunt natuurlijk beter het zekere voor het onzekere nemen.
Heb je vragen over deze blog of kunnen we je helpen met het opstellen of controleren van een opzeggingsbrief? Laat het ons dan vooral weten. We helpen je graag!
Bron: ECLI:NL:HR:2024:111
Auteur: Amber Schut
Arbeidsrecht en sociale zekerheid