Loud - Juridisch Advies & Mediation
17-11-2022 | Ondernemingsrecht
Lees meer
Een postcontractueel non-concurrentiebeding is alleen geldig als het essentieel is ter bescherming van knowhow, waarbij die knowhow geheim, wezenlijk en bepaalbaar moet zijn. Dat overgedragen documenten ook algemene informatie kunnen bevatten, betekent niet dat de documentatie in samenhang niet als beschermenswaardige knowhow moet worden gezien.
Een vader van twee zoons heeft jaren geleden een besloten vennootschap (bv) opgericht. Die bv is gevestigd in een bedrijfspand dat eigendom is van een andere vennootschap van de vader. Hij wordt met de bv franchisenemer van een print- en drukwerkketen. Daartoe wordt met dat bedrijf een franchiseovereenkomst gesloten voor vijf jaar. Hierin staat dat de franchisegever zijn knowhow voor de exploitatie van de franchise aan de franchisenemer ter beschikking zal stellen, en waaruit die knowhow bestaat. In de overeenkomst is ook een non-concurrentiebeding opgenomen: gedurende een jaar na het einde van de overeenkomst mag er in het pand een vergelijkbaar bedrijf worden gerund.
Nadat de vader de bv in 2017 aan zijn zoons heeft overgedragen, gaan de bv en de zoons een nieuwe franchiseovereenkomst voor vijf jaar aan met het drukwerkbedrijf, met daarin dezelfde bepalingen. Ruim een jaar voordat deze overeenkomst eindigt, laten de nieuwe eigenaren het drukwerkbedrijf weten dat ze de franchiseovereenkomst niet zullen verlengen en ze vragen het bedrijf ermee in te stemmen dat zij met hun bv in het pand blijven. Daarbij bieden ze als tegemoetkoming 20.000 euro aan. Als ze het drukwerkbedrijf laten weten een beroep op het non-concurrentiebeding onaanvaardbaar te vinden, betwist die onderneming dat dit beding onredelijk is. De afkoopsom vindt het drukwerkbedrijf onaanvaardbaar. Het liefst zou het bedrijf zien dat de eigenaren de opzegging heroverwegen en de samenwerking voortzetten.
De franchisenemers vragen hierop de rechtbank Amsterdam voor recht te verklaren dat het postcontractuele non-concurrentiebeding nietig is, of in ieder geval vernietigd is door hun vader, of anders om het beding te vernietigen. Ze willen ook dat voor recht wordt verklaard dat ze na afloop van de franchiseovereenkomst geen contractuele verplichtingen hebben jegens het drukwerkbedrijf. Ze hebben van dat bedrijf geen relevante en beschermenswaardige knowhow gekregen, stellen ze, en ze wijzen erop dat volgens vaste rechtspraak een postcontractueel non-concurrentiebeding alleen geldig is als het essentieel is ter bescherming van knowhow, waarbij die knowhow geheim, wezenlijk en bepaalbaar is. Aangezien het drukwerkbedrijf geen nieuwe kennis, ervaring of knowhow heeft verschaft, is het concurrentiebeding volgens hen zinledig en in strijd met het mededingingsrecht.
In het non-concurrentiebeding staat volgens de franchisenemers ook een onredelijk bezwarende algemene voorwaarde en het beding is daarom op grond van artikel 6:233 Burgerlijk Wetboek vernietigbaar. Het vasthouden aan het beding zou ook betekenen dat de eigenaren een jaar lang hun werk niet kunnen doen, zo stellen zij, en een verhuizing zou hoge kosten met zich meebrengen. Het beroep op het beding wordt volgens hen als oneigenlijk drukmiddel gebruikt om hen te dwingen franchisenemer te blijven of om hen uit de markt te weren. Daarbij is volgens hen van belang dat ze geen te beschermen knowhow hebben gekregen.
Een franchisegever moet knowhow kunnen overdragen en een franchisenemer de nodige bijstand kunnen verlenen zonder het risico dat die knowhow en bijstand bij concurrenten terechtkomt, aldus de rechtbank. Maar heeft het drukwerkbedrijf ‘beschermingswaardige knowhow’ overgedragen en bijstand verleend? Voor de vraag wat beschermenswaardige knowhow is, zoekt de rechtbank net als partijen aansluiting bij de definitie daarvan in de Wet franchise. In die wet is in artikel 7:911 lid 2 onder a sub 2 BW bepaald dat knowhow ‘een geheel van niet door een intellectueel eigendomsrecht beschermde praktische informatie is, voortvloeiende uit de ervaring van de franchisegever en uit de door hem uitgevoerde onderzoeken, welke informatie geheim, wezenlijk en geïdentificeerd is’.
Het drukwerkbedrijf heeft ter ondersteuning van het standpunt dat er knowhow is overgedragen onder meer zijn Franchise Support Gids, kwartaalberichten, interne tijdschriften en handleidingen in het geding gebracht. Daarnaast wijst het bedrijf op diverse op maat gemaakte cursussen en trainingen, begeleidingen, huisstijlregels, inkoopregelingen, strategische visies en verkoopstrategieën. Volgens de franchisenemers betreft dit echter algemene informatie, die vooral uit openbare bronnen komt. De strategische visies zouden bovendien erg algemeen geformuleerd zijn en geen geheime of wezenlijke informatie bevatten.
Naar het oordeel van de rechtbank is echter voldoende komen vast te staan dat het drukwerkbedrijf geheime, wezenlijke en geïdentificeerde informatie heeft verschaft die voldoet aan de vereisten van artikel 7:911 lid 2 onder a sub 2 BW. Sommige stukken betreffen weliswaar meer algemene onderwerpen, maar dit neemt niet weg dat wanneer alle documentatie in samenhang wordt bezien deze informatie zodanig is toegespitst op een grafisch dienstverlenend bedrijf en de strategie daarvan, dat sprake is van beschermenswaardige knowhow.
Is wat partijen overeen zijn gekomen in de gegeven omstandigheden dan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar? De rechtbank vindt van niet en weegt daarbij mee dat het non-concurrentiebeding in tijd en in geografisch opzicht beperkt is. De eigenaren kunnen hun bedrijf best op een ander adres voortzetten, dat mag zelfs in de buurt van het huidige pand zijn. De vorderingen van de eigenaren worden dan ook afgewezen, en het drukwerkbedrijf kan een beroep doen op het postcontractuele non-concurrentiebeding in de franchiseovereenkomst. Van het boetebeding in die overeenkomst gaat volgens de rechtbank voldoende prikkel tot nakoming uit. Voor het opleggen van een dwangsom, zoals de franchisegever eiste, ziet de rechtbank daarom geen aanleiding.
ECLI:NL:RBAMS:2022:4314
Arbeidsrecht en sociale zekerheid