Loud - Juridisch Advies & Mediation
28-06-2023 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Lees meer
Voor veel mensen staat de vakantie bijna voor de deur. Volgens de wet hebben werknemers recht op volledig loon over hun vakantie. Maar wat wordt er juridisch gezien precies verstaan onder ‘vakantie’? Over die vraag heeft de Hoge Raad zich recent gebogen.
Eerst even de casus. Een werknemer is als machinist in dienst bij NS Reizigers (NS). Op zijn arbeidsovereenkomst is de NS-cao van toepassing. Daarin staat dat hij recht heeft op wettelijke vakantiedagen en ‘vrije uren’. De man neemt sinds 1 januari 2014 deel aan de Regeling Werktijdverkorting Oudere Werknemers (RO-regeling), die is vastgelegd in het bij de cao behorende Keuzeplan. Volgens deze regeling krijgt hij zijn zogenoemde ‘RO-uren’ in ruil voor de vrije uren waar hij volgens de cao recht op heeft. Met die RO-uren is zijn arbeidsduur verminderd tot een 32-urige werkweek.
In 2016 hebben de NS en de vakbonden een vaststellingsovereenkomst gesloten, die is aangemeld als cao. Hierin is afgesproken dat werknemers met terugwerkende kracht tot 2012 een onregelmatigheidsvergoeding krijgen over hun wettelijke vakantie-uren. Volgens deze afspraken is geen onregelmatigheidstoeslag verschuldigd over de boven het wettelijke minimum toegekende vakantie-uren.
De machinist kan zich hier niet in vinden. Volgens hem moet deze toeslag niet alleen worden uitbetaald over de wettelijke verlofuren, maar ook over de bovenwettelijke vrije uren. Hij eist daarom nabetaling. De kantonrechter wees zijn vorderingen grotendeels toe en het hof Arnhem-Leeuwarden heeft die uitspraak bekrachtigd. Het hof heeft voor recht verklaard dat de NS de onregelmatigheidstoeslag over de wettelijke en bovenwettelijke vakantiedagen moet uitbetalen. De NS stapt daarop naar de Hoge Raad.
De eerste vraag die de Hoge Raad moet beantwoorden, is of de volgens de NS-cao toegekende vrije uren, die de machinist als RO-uren heeft ingezet, kwalificeren als vakantie in de zin van de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek (BW). De NS vindt van niet. Volgens haar is zij niet verplicht tot betaling over de bovenwettelijke vakantiedagen. Bovendien geldt de wettelijke verplichting volgens de NS niet als vakantie-uren zijn opnemen maar zijn ingezet voor andere doelen, zoals RO-dagen, die beogen de duurzame inzetbaarheid van oudere werknemers te bevorderen.
Volgens de Hoge Raad valt een aanspraak op vrije tijd in de wet onder het begrip 'vakantie', als deze vrijetijdsaanspraak op het moment van toekenning is bedoeld om de werknemer in verband met zijn werkbelasting gelegenheid te bieden om te rusten en te ontspannen, de zogenoemde ‘recuperatiefunctie’. Is de vrijetijdsaanspraak met dit doel toegekend, dan verandert de aard van die aanspraak niet als de toegekende uren later worden ingezet voor andere doeleinden, zoals werktijdverkorting. Het moment van toekenning is beslissend.
In de zaak van de machinist moeten de vrije uren als bovenwettelijke vakantiedagen worden aangemerkt, oordeelt de Hoge Raad. Van belang daarbij is onder meer dat de wettelijke verlofuren en vrije uren allebei in de cao zijn opgenomen onder het kopje ‘verlof’. Ook in de uitvoering wordt geen onderscheid gemaakt tussen vrije uren en wettelijke vakantiedagen: zo is in het administratieve computersysteem de onderverdeling tussen wettelijke verlofuren en vrije uren voor werknemers niet zichtbaar.
Verder oordeelt de Hoge Raad dat de verplichting voor werkgevers om het volledige loon te betalen volgens de wet geldt voor alle vakantie, ook voor de uren die boven het wettelijke minimum zijn toegekend. In de wet is bepaald dat de werknemer tijdens zijn vakantie recht op loon behoudt. Met 'loon' wordt daarbij bedoeld het gehele tussen werkgever en werknemer overeengekomen loon. De wet maakt daarbij geen onderscheid tussen de wettelijk voorgeschreven en bovenwettelijke vakantie. Het hof oordeelde dus terecht dat de wet niet toestaat dat voor bovenwettelijke vakantie een minder ruim loonbegrip wordt aangehouden dan bij wettelijke vakantie, aldus de Hoge Raad.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en doet de zaak zelf af. De machinist heeft recht op nabetaling.
ECLI:NL:HR:2023:816
Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Overeenkomstenrecht