Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

Op 6 november 2020 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen. Daarin is bepaald dat de bedoeling van partijen niet langer relevant is bij het beoordelen of er sprake is van een arbeidsverhouding.

 

Soms ontbreekt er een schriftelijk arbeidscontract of is het niet duidelijk of iemand nu als werknemer in dienst is of als ZZP’er of freelancer werkzaam is. Voor deze uitspraak werd er dan gekeken naar de bedoeling van partijen en de feitelijke uitvoering.

 

Met het huidige arrest wordt dit anders. De Hoge Raad heeft aangegeven dat de bedoeling van partijen niet meer van belang is. Er moet worden gekeken naar de rechten en plichten van partijen. Om te kunnen spreken van een arbeidsovereenkomst moet minimaal worden voldaan aan de volgende eisen:

  1. Er moet arbeid worden verricht
  2. Er moet sprake zijn van een redelijk loon
  3. Er moet sprake zijn van een gezagsverhouding

Het wordt vaak ingewikkeld bij punt 2 of 3. Bij gezag is de lijn zeer dun tussen gezag bij een arbeidsovereenkomst en instructies bij een ZZP’er.

 

De Hoge Raad heeft gekeken of de overeengekomen rechten en plichten voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. Wanneer een ZZP’er feitelijk werkzaamheden verricht onder dezelfde condities en gezagsverhouding als een werknemer binnen het bedrijf, zou hij aanspraak kunnen maken op een arbeidsovereenkomst, ongeacht de contractsvorm. Dit kan dus leiden tot loon- en pensioenaanspraken, doorbetaling bij ziekte en verlof en ontslagbescherming.

 

Deze discussie speelt al langer richting de Belastingdienst, de wet DBA. De Hoge Raad sluit in dit arrest meer aan bij het beoordelingskader van de Belastingdienst.

 

Het arrest is niet heel verrassend, daar in het verleden al goed gekeken werd naar de feitelijke uitvoering. En de feitelijke uitvoering voornamelijk al van belang was. Maar de Hoge Raad bevestigt met dit arrest wel die richting.

 

Dit arrest brengt wel meer duidelijkheid voor de praktijk. De partijbedoelingen zijn namelijk niet meer van belang. Dus partijen kunnen van alles willen afspreken bij aanvang. Als het in de praktijk voldoet aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst, kan de werknemer een beroep doen op zo’n arbeidsovereenkomst. De uitspraak kan maken dat kantonrechters nu wat sneller geneigd zijn een vordering van werknemer te volgen in plaats van het verweer van de opdrachtgever.

 

Toch blijft er veel onduidelijkheid bestaan. In andere landen zie je dat het arbeidsrecht anders is ingericht en ook is ingericht om de ZZP’er. Onze wetgever zou er dus goed aan doen om het arbeidsrecht ook voor ons land te vernieuwen.

 

Zijn er ZZP’ers voor u werkzaam? Houd dan goed in de gaten dat de feitelijke samenwerking anders is dan die met uw werknemers. Wanneer u hierover wilt sparren, kunt u bij ons terecht. Verder blijft een goed contract van belang.

Bron: | Sanne de Kleijne & Michelle van Nooijen Mon, 21 Dec 2020 11:02:33 +0100

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?