Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

Wanneer aanvankelijk te weinig belasting is geheven kan de Belastingdienst dat corrigeren door het opleggen van een navorderingsaanslag. Dat moet gebeuren binnen een termijn van vijf jaar. Voor in het buitenland opgekomen inkomsten of in het buitenland aangehouden vermogensbestanddelen geldt een verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar. Volgens de rechtbank kan verzwegen Nederlandse omzet voor de toepassing van de verlengde navorderingstermijn niet als in het buitenland opgekomen of gehouden inkomensbestanddelen worden gezien alleen maar omdat zij zijn gestort op een buitenlandse bankrekening. Het standpunt van de inspecteur dat voor toepassing van verlengde navorderingstermijn de oorsprong van inkomsten niet van belang is, maar dat het gaat om waar inkomens- en vermogensbestanddelen zichtbaar worden is volgens de rechtbank niet juist.


Een ondernemer deed, onder gebruikmaking van de inkeerregeling, in 2014 alsnog opgave van zijn buitenlands vermogen. Het ging om een saldo van € 100.000 op een Zwitserse bankrekening. Volgens het overzicht van het verloop van de bankrekening waren in 2005 en 2010 forse bedragen gestort. In 2005 ging het om ongeveer € 40.000; in 2010 om € 20.000. Deze bedragen zouden afkomstig zijn uit verzwegen omzet van de onderneming. De Belastingdienst legde een navorderingsaanslag over 2005 op met gebruikmaking van de verlengde termijn die geldt voor in het buitenland aangehouden of opgekomen inkomensbestanddelen. In de navorderingsaanslag was de verzwegen omzet begrepen.


De vraag of inkomensbestanddelen zijn opgekomen in het buitenland dient per geval te worden beoordeeld. Bij deze beoordeling speelt het antwoord op de vraag of inkomensbestanddelen door de normale controlebevoegdheden van de inspecteur aan het licht kunnen komen een rol. Volgens de rechtbank kan sprake zijn van in het buitenland opkomen van inkomensbestanddelen als omzet in Nederland contant is ontvangen en kort na verkrijging op een buitenlandse bankrekening is gestort, maar is dat niet zonder meer het geval. Omdat in dit geval niet de vereiste aangifte over 2005 was gedaan, werd de bewijslast omgekeerd en verzwaard.


De ondernemer slaagde er niet in de rechtbank ervan te overtuigen dat de stortingen niet waren gedaan uit buitenlandse winstbestanddelen. Vervolgens moest de rechtbank beoordelen of de navorderingsaanslag berustte op een redelijke schatting. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat het ging om buitenlandse winstbestanddelen voerde de inspecteur echter geen concrete aanknopingspunten aan waaruit dat zou kunnen worden afgeleid. Uit niets bleek dat de ondernemer actief was in het buitenland. Door de stortingen als buitenlandse inkomsten aan te merken heeft de inspecteur de navorderingsaanslag vastgesteld op basis van een willekeurige schatting. De inspecteur heeft geen gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om een onderzoek in te stellen naar de omzet- en winstverantwoording of naar de aard en de omvang van de onderneming. De rechtbank heeft de correctie van het inkomen in box 1 betreffende de verzwegen omzet geschrapt uit de navorderingsaanslag.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBNHO20171287, HAA 15/5894 | 30-03-2017

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?