Loud - Juridisch Advies & Mediation
23-04-2024 | Overeenkomstenrecht
Lees meer
Een broer van een van de twee bestuurders van een bouwbedrijf doet tijdens hun vakantie een bestelling bij een groothandel in bouwmaterialen. De factuur daarvoor wordt niet betaald, want – zo zeggen de bestuurders – de broer mocht het bedrijf niet vertegenwoordigen. Volgens de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland is echter sprake van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid: het bouwbedrijf moet de factuur daarom alsnog betalen.
Nadat de broer akkoord is gegaan met de door hem bij de groothandel aangevraagde offerte, wordt er een order- en opdrachtbevestiging naar het bouwbedrijf gestuurd. Na levering volgt een factuur, die niet wordt betaald. De groothandel eist bij de kantonrechter betaling van het verschuldigde bedrag.
Het bouwbedrijf is van mening dat het niet tot betaling verplicht is: de materialen zijn zonder toestemming van de bestuurders gekocht. De aanvraag kwam niet van het bouwbedrijf en de groothandel mocht er niet van uitgaan dat de broer van een van de bestuurders namens het bouwbedrijf materialen op rekening mocht bestellen.
De groothandel stelt dat zij er wel degelijk op mocht vertrouwen dat de bestelling namens het bouwbedrijf werd gedaan en daar ook in rekening mocht worden gebracht. Volgens de wet kan een overeenkomst tot stand komen bij een schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid die aan een partij kan worden toegerekend. Volgens de kantonrechter is daar hier sprake van. De groothandel heeft er op mogen vertrouwen dat de broer het bouwbedrijf mocht vertegenwoordigen. Van belang daarbij is dat de aanvraag per e-mail in kopie is gestuurd aan het e-mailadres dat het bouwbedrijf gebruikt voor bestellingen en dat de bestuurders niet hebben geprotesteerd tegen de offerte, order- en opdrachtbevestiging en factuur. Pas als een incassobureau wordt ingeschakeld stelt het bouwbedrijf voor het eerst dat het de factuur niet hoeft te betalen. Een van de bestuurders heeft namens het bouwbedrijf nog een betalingsregeling getroffen met de groothandel. Zo was ook nog eens sprake van een bekrachtiging van de onbevoegd verrichte rechtshandeling door de broer, aldus de kantonrechter.
Het verweer van het bouwbedrijf brengt hier geen verandering in. De bestuurders, zo wordt er gesteld, waren op het moment dat de bestelling werd geplaatst met vakantie en hadden geen toegang tot e-mail. Volgens de kantonrechter komt dat voor rekening en risico van het bouwbedrijf. Om zoiets te voorkomen, moet het dan maar achtervang of toegang tot e-mail regelen. De kantonrechter wijst de vordering van de groothandel dan ook toe. Het bouwbedrijf moet de factuur betalen.
ECLI:NL:RBNHO:2024:2860
Arbeidsrecht en sociale zekerheid