Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

De vader van een minderjarig kind moet een kinderbijdrage betalen aan de moeder. Wat is een eerlijke ingangsdatum voor deze alimentatie?

Een vrouw eist een kinderbijdrage van de vader van haar kind, dat in 2011 geboren is. Aangezien in hoger beroep al is vastgesteld dat hij de biologische vader is van het minderjarige kind, is de man onderhoudsplichtig en heeft de vrouw recht op een kinderbijdrage. Ter zitting in hoger beroep hebben de vader en moeder overeenstemming bereikt over de hoogte van deze bijdrage, die voor de man 225 euro per maand zal bedragen.

De rechtbank heeft 29 augustus 2019 als ingangsdatum van de door hem te betalen kinderbijdrage vastgesteld, de datum waarop de moeder het eerste verzoekschrift indiende. De vader vraagt het hof nu deze datum te herzien.

Belastingschulden

De man stelt dat hij de kinderbijdrage pas kan betalen nadat hij zijn hoge belastingschulden heeft afbetaald. Op het moment van de zitting heeft hij nog een belastingschuld van 14.000 euro, en hij schat in dat hij al ongeveer 70.000 euro aan schulden heeft afgelost. Hoewel hij een aantal jaren 1.250 euro per maand heeft betaald, gaat hij na een aflossingsstop als gevolg van de coronacrisis maandelijks 750 euro aflossen. Het eerdere bedrag was namelijk te hoog, waardoor hij geen leefgeld overhield, zo stelt hij. Hij vraagt het hof daarom om een compromis en de datum van de beschikking als ingangsdatum te nemen, zodat hij niet met een grote achterstand begint.

Volgens de vrouw is de eerdere ingangsdatum terecht, aangezien de man al vanaf dat moment wist dat hij een kinderbijdrage moest betalen. Hier had hij rekening mee moeten houden. Hij zou bovendien financieel in staat zijn om de bijdrage te betalen, aangezien hij het bedrag van 1.250 euro ook jarenlang maandelijks kon aflossen.

Draagkracht

Volgens het gerechtshof Amsterdam was er niet genoeg inzicht in de situatie rond het eerste verzoekschrift en was niet voldoende duidelijk in hoeverre de man hiervan op de hoogte was, maar die duidelijkheid is er wel over het tweede verzoekschrift. Vanaf de datum van indiening van dat verzoekschrift kon de man rekening houden met een kinderbijdrage. Daarom moet die datum als ingangsdatum gelden, zo oordeelt het hof. Daarnaast zijn de door de man genoemde financiële redenen ongegrond, aangezien hij met zijn inkomen een draagkracht heeft van zo'n 700 euro per maand. Dit biedt voor hem voldoende ruimte om de achterstand in de kinderbijdrage in te halen en om zijn belastingschulden binnen een redelijke termijn af te lossen.

ECLI:NL:GHAMS:2021:3432

Bron:Gerechtshof Amsterdam| jurisprudentie| ECLI:NL:GHAMS:2021:3432 200.283.781/01| 08-11-2021

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?