Loud - Juridisch Advies & Mediation
21-05-2024 | Ondernemingsrecht
Lees meer
Als een bedrijf geld tegoed heeft van een ander, moet het met sterke bewijzen komen dat de bestuurders van de debiteur aansprakelijk zijn voor het niet-betalen. Het gerechtshof Amsterdam laat in deze zaak weer eens zien dat de lat voor bestuurdersaansprakelijkheid hoog ligt.
Een softwarebedrijf heeft werkzaamheden verricht voor een vennootschap die zich bezighoudt met informatietechnologie. Daarvoor stuurt het een factuur van € 6.550 (excl. btw), voor 65,5 uur werk. Het grootste deel van de rekening (€ 5.082) wordt niet betaald. Een jaar nadat de factuur is verstuurd, gaat de vennootschap failliet. In het faillissementsverslag staat dat dit bedrijf nog een vordering heeft van € 37.764 op de holding, die wordt bestuurd door twee personen.
Het softwarebedrijf probeert via de kantonrechter het resterende deel van de factuur betaald te krijgen. Desnoods moeten de twee bestuurders dit uit eigen zak betalen: zij zijn persoonlijk aansprakelijk voor de schade die het softwarebedrijf heeft geleden. De kantonrechter wijst de vordering af. Het softwarebedrijf gaat in hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam.
Het is in principe mogelijk om niet alleen een vennootschap aan te spraken op onbetaalde facturen, maar ook de bestuurder. Die moet dan namens de vennootschap hebben gehandeld, hebben bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet is nagekomen. Daarvan moet de bestuurder een ‘voldoende ernstig verwijt’ worden gemaakt. In deze zaak kreeg de vennootschap geld binnen van een project dat het uitvoerde voor een externe partij, en waarvoor het softwarebedrijf werd ingehuurd. Het softwarebedrijf kon daaruit dus worden betaald.
Het geld dat met het project binnenkwam werd echter gebruikt voor andere verplichtingen die de vennootschap had: er waren meerdere crediteuren. Het softwarebedrijf noemt dat ‘selectieve betaling’. De vennootschap zou het softwarebedrijf hebben toegezegd of gerustgesteld dat zij het bedrijf eerst zou betalen, maar volgens het hof is dat niet zeker. Dan kan niet worden geconcludeerd dat de bestuurders van de vennootschap een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Nu de selectieve betaling niet leidt tot persoonlijke verwijtbaarheid, gooit het softwarebedrijf het over een andere boeg: er is sprake van verhaalsfrustratie. De vennootschap verrichtte al enige tijd geen ondernemingsactiviteiten meer, deze werden voortgezet vanuit een of meer andere vennootschappen. Dat kan het softwarebedrijf wel vermoeden, maar het is ook zijn taak om dat te bewijzen – en dat lukt volgens het hof niet. Kortom: het softwarebedrijf kan niet aantonen dat de bestuurders een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dan staat hun bestuurdersaansprakelijkheid ook niet vast. Het softwarebedrijf kan de rekening niet bij de bestuurders neerleggen. Het zal moeten accepteren dat de vennootschap failliet is en dat ze het openstaande bedrag waarschijnlijk nooit vergoed krijgen.
ECLI:NL:GHAMS:2024:614
Arbeidsrecht en sociale zekerheid