Loud - Juridisch Advies & Mediation
20-02-2024 | Overeenkomstenrecht
Lees meer
Als een klant in een winkel een Boeddhabeeld van het bovenste schap wil pakken, laat hij dit vallen – op het hoofd van een klant, die net iets bekijkt in het onderste schap. Het slachtoffer stelt de winkel aansprakelijk.
Een klant bekijkt in een winkel een product op het onderste schap. Terwijl hij daar gebukt zit, wil iemand anders een Boeddhabeeld (van 4,5 kilo) pakken van het bovenste schap, direct boven de klant. De tweede klant laat het beeld uit zijn handen vallen op het hoofd van de eerste klant, die daardoor letsel oploopt. De klant, die dit heeft veroorzaakt, is direct weggelopen. Zijn gegevens zijn niet bekend. Medewerkers van de winkel treffen de klant gewond aan en bellen een ambulance.
Deze klant stelt de winkel aansprakelijk en stapt daarvoor naar de rechtbank Den Haag. Volgens de klant heeft de winkel ‘gevaarzettend’ gehandeld door een zwaar Boeddhabeeld op het bovenste schap te plaatsen, in plaats van onderin. Daardoor ontstaat een reële kans op flinke schade als iemand dit zware product pakt en uit handen laat glippen. Ook kunnen zware producten van het bovenste schap vallen wanneer deze niet goed zijn teruggezet. Verder heeft de winkel ook de op haar rustende zorglicht geschonden door niet te voorkomen dat de klant, die het beeld liet vallen, de winkel verliet, waardoor het slachtoffer die klant niet kan identificeren en de schade niet op deze klant kan verhalen.
De winkel wijst aansprakelijkheid van de hand. Met dergelijk incidenten – die nog niet eerder zijn voorgekomen – hoeft de winkel geen rekening te houden. Het beeld stond bovendien op een schap van 1,40 meter hoog. Dat kan vanuit staande positie goed worden bereikt, zodat dit geen bijzonder gevaar oplevert voor andere klanten. De winkel heeft ook niet onzorgvuldig gehandeld door de klant die het beeld liet vallen niet staande te houden: daartoe was de winkel niet bevoegd en de medewerkers wisten in eerste instantie ook niet precies wat er was gebeurd.
Is de winkel aansprakelijk? Dan moet worden gekeken of de klant aan een groter risico is blootgesteld dan redelijkerwijs verantwoord is. Enkele factoren zijn van belang: hoe waarschijnlijk is het dat van een klant kan worden verwacht dat deze steeds oplettend en voorzichtig is? Hoe groot is de kans dat daaruit ongevallen ontstaan? Hoe ernstig zullen die zijn? Hoe bezwaarlijk is het om veiligheidsmaatregelen te nemen? Dit zijn de zogenoemde ‘Kelderluik’-criteria, die de Hoge Raad al in 1965 heeft geformuleerd.
Het Boeddhabeeld was voor een staand persoon eenvoudig te pakken, zonder dat dit een bijzonder gevaar oplevert. De klant die het beeld oppakte, had daarmee beter kunnen wachten totdat de andere (bukkende) klant daar weg was. De winkel hoefde er geen rekening mee te houden dat die klant het beeld zou laten vallen en wel precies op het hoofd van het slachtoffer. Dit is een zeer ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarvoor de winkel niet aansprakelijk is, zo oordeelt de kantonrechter.
Dat de winkel de klant niet heeft tegengehouden toen deze direct na het ongeval wegrende, leidt ook niet tot aansprakelijkheid. Voor de winkelmedewerkers was niet meteen duidelijk wat er aan de hand was; zij hebben zich logischerwijs eerst bekommerd om het slachtoffer. Zij hebben niet onrechtmatig of onzorgvuldig gehandeld.
ECLI:NL:RBDHA:2023:21222
Arbeidsrecht en sociale zekerheid