Loud - Juridisch Advies & Mediation
06-02-2024 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Lees meer
Een werknemer wordt op staande voet ontslagen omdat hij betrokken zou zijn bij een roofoverval op de boekhouder van het bedrijf waar hij werkt. Hij wordt daarvoor echter niet vervolgd. Mag hij dan wel worden ontslagen, nu iemand onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen?
Op een dag wil de boekhouder van een bedrijf € 30.000 afstorten bij een bank. Daarbij wordt hij overvallen, de dader gaat er met het geld vandoor. Een werknemer wordt in verband met betrokkenheid bij de roofoverval op staande voet ontslagen. Daar berust hij in, maar stelt wel dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig en zonder dringende reden is opgezegd. Hij wil betaling van achterstallig loon, een gefixeerde schadevergoeding (€ 7.642) een billijke vergoeding € 7.642) en een transitievergoeding (€ 754).
De kantonrechter (rechtbank Limburg) moet beoordelen of het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Dat kan als daar een ‘dringende reden’ voor is. Duidelijk is dat de werknemer niet is vervolgd voor betrokkenheid bij de roofoverval en dus ook niet veroordeeld. Maar ook dan kunnen de omstandigheden van het geval zodanig zijn, dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De werknemer beroept zich op de strafrechtelijke onschuldpresumptie (iemand is onschuldig totdat het tegendeel is bewezen) maar dat betekent nog niet dat er geen dringende reden voor het ontslag is.
De werknemer en de overvaller kenden elkaar, ze hebben samen in de gevangenis gezeten. De werknemer stond ook in de contactenlijst van de overvaller en bij het uitlezen van de telefoon van de overvaller blijkt dat ze over het misdrijf hebben gechat: de datum van de overval werd uitgewisseld en ook het advies daarna de chat te wissen. Tijdens het politieonderzoek geeft de werknemer vooral ontwijkende antwoorden; tegenover de werkgever ontkent hij alle betrokkenheid.
Volgens de kantonrechter levert dit feitencomplex voldoende grond op voor een ontslag op staande voet. De werkgever mocht op basis van het politierapport en het proces-verbaal van verhoor concluderen dat de werknemer enige betrokkenheid had bij de roofoverval. Met name de ontwijkende antwoorden van de werknemer en het ontbreken van een zinnig weerwoord tijdens het gesprek met de werkgever geven daarbij de doorslag. Van belang is ook dat geen vreemde is overvallen maar een collega, waarbij veel geld van de werkgever is gestolen. Verder weegt mee dat de werknemer nog niet erg lang bij de werkgever werkte.
Het ontslag is ook ‘onverwijld’ gegeven: direct nadat de werkgever het politierapport kreeg. De werkgever mocht daarom overgaan tot het ontslag op staande voet. Dan heeft de werkgever ook geen recht op een billijke vergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. Omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, krijgt hij ook geen transitievergoeding. Het achterstallige salaris voor zijn laatste werkmaand krijgt hij wel, evenals de wettelijke verhoging van 50 procent daarover omdat de werkgever dit te laat heeft betaald.
ECLI:NL:RBLIM:2023:7593
Arbeidsrecht en sociale zekerheid