Loud - Juridisch Advies & Mediation
18-01-2023 | Overeenkomstenrecht
Lees meer
Een vrouw wordt opgelicht via WhatsApp. Als zij haar geld terugeist van degene aan wie ze dat heeft overgemaakt, stelt diegene dat niet zij maar een derde het bedrag heeft opgenomen. Krijgt de vrouw toch haar geld terug?
Een vrouw wordt slachtoffer van fraude via WhatsApp. Ze krijgt via een onbekend nummer een bericht van iemand die zich voordoet als haar zoon en stelt een nieuwe telefoon te hebben. De oplichter geeft aan geen betalingen te kunnen doen met deze telefoon en daarvoor haar hulp nodig te hebben. De vrouw boekt € 4.680,60 van haar bankrekening over naar de bankrekening van de WhatsApper. Later die dag ontdekt zij dat ze is opgelicht, waarna ze aangifte doet bij de politie. Een paar maanden later laat haar bank weten dat de oplichter geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de bank om het bedrag terug te storten. De rechtsbijstandsverzekeraar van de vrouw heeft de oplichter vier keer per aangetekende post gesommeerd het geld terug te storten, maar ook hieraan wordt geen gehoor gegeven. De vrouw stapt hierop naar de rechtbank Amsterdam.
De vrouw stelt dat zij zonder rechtsgrond het bedrag aan de gedaagde heeft betaald. Die weerspreekt niet dat het geld op haar rekeningnummer is bijgeschreven en ook niet dat er voor deze betaling geen rechtsgrond was. Wel betwist zij dat dit een geldige betaling aan háár is geweest. Zij had haar bankpas en pincode namelijk aan een jongen gegeven die kennelijk WhatsAppfraude is gaan plegen en daarbij haar bankrekening heeft gebruikt. Direct na de fraude heeft diegene het bedrag van haar bankrekening opgenomen bij een pinautomaat. Daardoor zou zij het geld nooit hebben gehad.
De kantonrechter van de rechtbank Amsterdam gaat hier niet in mee. Een girale betaling door geld te laten bijschrijven op de bankrekening van een ander is een geldige vorm van betaling. Het bedrag is bijgeschreven op de bankrekening van de gedaagde. Daarmee heeft de vrouw € 4.680,60 aan haar betaald. Nu er geen rechtsgrond voor deze betaling was, heeft de vrouw onverschuldigd betaald. Dat betekent dat de gedaagde het geld zal moeten terugbetalen en de vrouw hiervoor een vordering van € 4.680,60 op haar heeft.
Volgens de gedaagde is zij zelf ook benadeeld door deze derde aan wie zij haar pas en pincode heeft gegeven. Daarom is het eisen van het volledige bedrag naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, vindt zij. Ook dit verweer faalt. Onder omstandigheden kan het instellen van een vordering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, maar daarvoor ligt de lat hoog, zo oordeelt de kantonrechter. De omstandigheden die daarbij een rol spelen, moeten zich voordoen in de verhouding tussen schuldeiser en schuldenaar. De door de gedaagde aangevoerde omstandigheden liggen echter allemaal buiten de verhouding tussen haar en de vrouw. Ook ziet het verweer van de gedaagde alleen op de vraag of zij door de derde is benadeeld vanwege omstandigheden die buiten de risicosfeer van de vrouw liggen.
Het voorgaande betekent niet dat deze derde niet jegens de gedaagde aansprakelijk is door haar te benadelen, zo merkt de kantonrechter nog op. Of dat zo is, kan zij in een procedure tegen hem aan de orde stellen.
De gedaagde voert verder nog aan dat er sprake is van eigen schuld van de vrouw, en dat de vordering uit onverschuldigde betaling daarom moet worden verminderd. De vrouw zou namelijk onzorgvuldig hebben gehandeld door het geld over te maken. De rechtbank volgt ook dit standpunt niet. Het leerstuk van eigen schuld ziet op schadevergoedingsvorderingen. De vordering van de vrouw kan niet als schadevergoeding worden aangemerkt, waardoor niet ter beoordeling is of zij schade heeft geleden en wat daarvan de oorzaak is. Een beroep op eigen schuld gaat hier dan ook niet op.
De hoofdsom wordt daarom toegewezen. De gedaagde moet de vrouw € 4.680,60 betalen.
ECLI:NL:RBAMS:2022:7675
Arbeidsrecht en sociale zekerheid