Loud - Juridisch Advies & Mediation
19-10-2022 | Overeenkomstenrecht
Lees meer
In een geschil over een schadevergoeding na een inbraak is het hof er terecht van uitgegaan dat de huiseigenaar moet bewijzen dat er een causaal verband is tussen de tekortkoming van de leverancier van de gemonteerde raam- en deursystemen en de inbraakschade. Dat oordeelt de Hoge Raad in cassatie.
Een leverancier in kunststof systemen voor ramen en deuren heeft kozijnen en buitendeuren geleverd en gemonteerd in het huis van een man. Volgens de overeenkomst die de leverancier en de huiseigenaar hebben gesloten, waren alle prijzen inclusief ‘veiligheidsbeslag politiekeurmerk veilig wonen’. Hoewel de deursloten moesten zijn voorzien van SKG**-cilinders met antitrekbeveiliging, miste die beveiliging op de cilinder die op de achterdeur is geplaatst.
Toen de huiseigenaar op 20 januari 2018 niet thuis was, heeft een inbreker de cilinder uit het slot van de achterdeur getrokken en spullen uit het huis gestolen. Van zijn inboedelverzekeraar heeft de huiseigenaar daarna een deel van de door de inbraak geleden schade vergoed gekregen. Hij wil dat de leverancier de resterende schade vergoedt en vordert een bedrag van ruim 8.700 euro.
De kantonrechter wijst de eis toe, maar in hoger beroep vernietigt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dit vonnis. De stelplicht en bewijslast van de stelling dat de inbraak niet zou hebben plaatsgevonden als het achterdeurslot een antitrekbeveiliging had gehad, berust in beginsel bij de man, zo beslist het hof. Deze hypothetische mogelijkheid heeft het bouwbedrijf volgens het hof voldoende gemotiveerd bestreden.
De inbreker probeerde eerst met een koevoet binnen te komen, zo blijkt uit de politieaangifte. Toen dat niet lukte, heeft hij de cilinder uit het achterdeurslot getrokken en is hij zo het huis binnengegaan. Een SKG**-cilinder met antitrekbeveiliging biedt geen garantie dat er niet kan worden ingebroken, zo oordeelde het hof. De 'ProductenlijstPolitiekeurmerk Veilig Wonen Bestaande Bouw' is gericht op drie minuten inbraakwerendheid. De man heeft ook niet weersproken dat het voor een inbreker, als een slot is voorzien van een SKG**-cilinder met antitrekbeveiliging, met een koevoet hooguit een paar minuten meer tijd kost om binnen te komen. De inbraak vond plaats aan de achterkant van het huis, de (schrik)lamp was weggedraaid en de eigenaar was weg. Zo'n cilinder met antitrekbeveiliging zou hier een inbraak niet hebben voorkomen. Het is dan ook niet redelijk de onzekerheid over het causaal verband tussen de tekortkoming van het bouwbedrijf en de inbraakschade voor risico van het bedrijf te laten, aldus het hof. Aan de door de man gevraagde toepassing van de zogeheten omkeringsregel, waarbij de bewijslast wordt omgekeerd, komt het hof daarom niet toe.
De Hoge Raad vindt dat het hof er terecht vanuit is gegaan dat de bewijslast ten aanzien van het causaal verband tussen de tekortkoming van de leverancier en de inbraakschade op de bewoner rust. Het hof heeft op grond van het aangedragen bewijs de door beide partijen aangevoerde omstandigheden gewogen en geoordeeld dat de man niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de inbreker zich door een slot met antitrekbeveiliging zou hebben laten weerhouden om binnen te komen, en dat het causaal verband dus niet is komen vast te staan. Het oordeel van het hof dat het niet aan toepassing van de omkeringsregel toekomt, geeft hier volgens de Hoge Raad geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Het cassatieberoep wordt daarom verworpen.
ECLI:NL:HR:2022:1434
Arbeidsrecht en sociale zekerheid