Loud - Juridisch Advies & Mediation
09-03-2022 | Overeenkomstenrecht
Lees meer
Een architectenbureau wordt gevraagd een haalbaarheidsstudie te doen naar de realisatie van appartementen in een pand. Een maand later besluit de opdrachtgever het project te staken. Hoewel er een voorlopig budget is afgesproken, betaalt hij de twee facturen van het bureau niet.
In de overeenkomst van 25 oktober 2020 is door de opdrachtgever en het architectenbureau bepaald dat de betaling voor de werkzaamheden op basis van gewerkte uren zal worden voldaan, met een voorlopig budget van 10.000 euro. Bij de eerste termijn zal er 5.000 euro betaald worden, waarna tweewekelijks gefactureerd zal worden aan de hand van de gewerkte uren. Verder staat er in de overeenkomst dat de gewerkte uren ook bij stopzetting van het project vergoed worden.
Op 12 november stuurt het architectenbureau de eerste factuur van 5.000 euro. Op 30 november laat de opdrachtgever weten niet verder te gaan met het project. Drie dagen later stuurt het bureau hem een tweede factuur van 553 euro. Aangezien beide facturen niet betaald worden, vraagt het architectenbureau de rechtbank Noord-Holland de opdrachtgever te veroordelen tot het betalen van de facturen.
Volgens de opdrachtgever is het pand onder financieel voorbehoud gekocht, met als voorwaarde dat de gemeente binnen drie maanden een vergunning zou verlenen. Na twee maanden hoorde hij echter van het architectenbureau dat het om een monumentaal pand gaat, waardoor de afgifte van de vergunning minstens zes maanden zal duren. Dit is hem van tevoren nooit verteld. Ook vindt hij dat het architectenbureau een te hoog bedrag vraagt voor het werk dat is verricht: de opdrachtgever heeft alleen schetsen gekregen en geen daadwerkelijke tekeningen. Hij wil daarom een andere architect inschakelen om de waarde van de werkzaamheden te bepalen.
De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat de opdrachtgever niet wist dat het een monumentaal pand betreft, nu deze informatie in de overgelegde verkoopinformatie op Funda stond. In de overeenkomst tussen de partijen staat bovendien dat het architectenbureau overleg zou voeren met de monumentencommissie. Zijn beroep op dwaling, met het verwijt dat het bureau verkeerde verwachtingen heeft gewekt, is daarom niet terecht en er is geen reden voor het niet betalen van de facturen.
Het inschakelen van een andere architect om de declaratie te beoordelen zal volgens de rechtbank evenmin iets toevoegen. De werkzaamheden, zoals beschreven in de overeenkomst, zijn verricht en het in rekening gebrachte uurtarief staat vast. De opdrachtgever zal de facturen dan ook moeten betalen, zo oordeelt de rechtbank.
ECLI:NL:RBNHO:2022:1522
Arbeidsrecht en sociale zekerheid
Overeenkomstenrecht