Loud - Juridisch Advies & Mediation
26-03-2020 | default
Lees meer
Bij ontslag op initiatief van de werkgever moet deze aan de werknemer een transitievergoeding betalen. Dat hoeft niet wanneer in de cao een gelijkwaardige voorziening is opgenomen.
In een procedure voor Hof Amsterdam speelde de vraag of de in de cao opgenomen premievrije opbouw van pensioen na beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeschiktheid een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening was. De arbeidsongeschikte werknemer ontving naast de voortgezette pensioenopbouw een aanvulling op de arbeidsongeschiktheidsuitkering.
De Hoge Raad heeft in een eerder arrest overwogen, dat bij de beoordeling op gelijkwaardigheid een vergelijking moet worden gemaakt tussen de op het tijdstip van beëindiging van de arbeidsovereenkomst gekapitaliseerde potentiële waarde van de voorziening waarop de werknemer volgens de cao recht heeft en de transitievergoeding waarop de werknemer volgens de wettelijke regeling recht zou hebben.
Het hof was van oordeel dat de cao-voorziening ten minste gelijkwaardig was aan de wettelijke transitievergoeding. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het hof zonder verdere motivering ongegrond verklaard.
In een procedure voor Hof Den Bosch speelde de vraag of de in de cao opgenomen premievrije opbouw van pensioen na beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeschiktheid een aan de transitievergoeding gelijkwaardige voorziening is.
De Hoge Raad heeft eerder in een arrest in deze zaak overwogen, dat bij de beoordeling op gelijkwaardigheid een vergelijking moet worden gemaakt tussen de op het tijdstip van beëindiging van de arbeidsovereenkomst gekapitaliseerde potentiële waarde van de voorziening waarop de werknemer volgens de cao recht heeft en de transitievergoeding waarop de werkneemster volgens de wettelijke regeling recht zou hebben.
De cao-regeling hield in dat de werkneemster tot haar pensioendatum de werknemersbijdrage in de pensioenpremie niet hoefde te betalen. De volledige pensioenpremie van 33% van de pensioengrondslag per jaar tot de pensioendatum van 67 jaar kwam ten laste van de werkgever. Per jaar kostte dit de werkgever € 6.061 aan premie. In totaal ging het ten behoeve van de verdere opbouw van het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen om een bedrag van € 90.915. De werkgever heeft dit bedrag bij de beëindiging van het dienstverband ineens afgestort. De transitievergoeding voor de werkneemster zou € 24.673 hebben bedragen.
Het hof was van oordeel dat, ook als het partnerpensioen niet in de vergelijking wordt betrokken, de gekapitaliseerde potentiële waarde van de cao-voorziening aanzienlijk hoger is dan de transitievergoeding. Verder is van belang of de cao-partijen een voorziening als gelijkwaardig hebben aangemerkt. In dit geval was in de tekst van de cao opgenomen dat de regeling wordt aangemerkt als een gelijkwaardige voorziening.
Naar het oordeel van het hof is de premievrije opbouw van het pensioen na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens arbeidsongeschiktheid te beschouwen als een compensatie voor de gevolgen van het ontslag. Volgens een arrest van de Hoge Raad is voor gelijkwaardigheid niet vereist dat de in de cao opgenomen voorziening is gericht op het voorkomen van werkloosheid of het bekorten van de periode van werkloosheid.
Arbeidsrecht en sociale zekerheid