Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

De Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) kent een bijzondere regeling voor massaal bezwaar. Deze regeling wijkt af van de bepalingen uit de AWR en de Algemene wet bestuursrecht over de behandeling van een bezwaarschrift. De staatssecretaris van Financiën kan wanneer voor de beslissing op een groot aantal bezwaarschriften de beantwoording van dezelfde rechtsvraag van belang is, een aanwijzing massaal bezwaar geven. De afwijkende regeling geldt voor alle bezwaren die dezelfde rechtsvraag betreffen. De beslistermijn wordt opgeschort tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop de collectieve uitspraak op de aangewezen rechtsvraag onherroepelijk wordt gedaan. De afwijkende regeling geldt niet voor bezwaren die niet de aangewezen rechtsvraag betreffen. Op die bezwaren beslist de inspecteur bij individuele uitspraak.

Als een bezwaarschrift zowel de aangewezen rechtsvraag als andere bezwaren bevat, moet de behandeling van het bezwaar worden gesplitst. Voor de aangewezen rechtsvraag geldt dan de bijzondere regeling voor massaal bezwaar. De andere bezwaren in hetzelfde bezwaarschrift worden behandeld volgens de normale regeling. Daarop wordt bij een individuele uitspraak beslist.

De gesplitste behandeling van een dergelijk bezwaarschrift heeft tot gevolg dat de rechter bij de beoordeling van de individuele uitspraak op bezwaar geen oordeel mag geven over de aangewezen rechtsvraag die in hetzelfde bezwaarschrift is opgeworpen. Van deze regel mag niet worden afgeweken, ook niet als de individuele vraag nauw verwant is met de aangewezen rechtsvraag en daaraan subsidiair is. Wel kan het subsidiaire karakter een reden zijn voor de rechter om de beslissing op het (hoger) beroep aan te houden totdat in de massaalbezwaarprocedure is beslist. Overigens kan dit ook voor de inspecteur een reden zijn om de individuele uitspraak op het bezwaar aan te houden.

Voor de vraag of de redelijke termijn voor berechting van een zaak in acht is genomen kan in deze gevallen de periode, die is gemoeid met het afwachten van de collectieve uitspraak, buiten beschouwing worden gelaten, mits de belanghebbende met die aanhouding instemt.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021963, 20/03092 | 01-07-2021

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?