Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

De koper van een camper is ten onrechte het recht ontzegd een beroep te doen op door hem ontdekte gebreken, zo blijkt in een cassatieprocedure. Het hof Amsterdam heeft volgens de Hoge Raad miskend dat het wetsartikel over de klachtplicht niet ambtshalve mag worden toegepast.

Een man sluit een overeenkomst met een camperspecialist voor het ombouwen van een bestelauto naar een camper. Na oplevering van de camper klaagt hij over gebreken aan onder meer de keukenkastjes en het dakluik van de camper.

Wanneer de partijen er niet uitkomen, belandt de zaak bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank veroordeelt de camperspecialist tot het betalen van een schadevergoeding van bijna 17.000 euro.

Klachtplicht

In hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam wordt het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof verwijst hierbij naar artikel 7:5 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek. Daarin staat dat een overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een gemengde overeenkomst, waarop zowel de bepalingen over consumentenkoop als de bepalingen over aanneming van werk van toepassing zijn. Volgens artikel 7:23, de klachtplicht, kan de koper er geen beroep meer op doen dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, als hij de verkoper hiervan niet tijdig nadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken heeft laten weten. Nu de man pas ruim zes maanden na oplevering klaagde over de gebreken, is hij te laat, zo oordeelt het hof.

Geen verweer

In cassatie blijft de uitspraak van het hof echter niet overeind. In deze zaak heeft de verkoper niet het verweer gevoerd dat niet tijdig is geklaagd zoals bedoeld in artikel 7:23. Nu de verkoper dit heeft nagelaten, kan deze bepaling niet worden toegepast, concludeert de Hoge Raad. Het hof heeft volgens de Hoge Raad miskend dat de klachtplicht niet ambtshalve mag worden toegepast. Door de koper toch op grond van dit wetsartikel het recht te ontzeggen nog een beroep te doen op de door hem gestelde gebreken, heeft het hof dus ten onrechte toepassing gegeven aan deze bepaling. De Hoge Raad vernietigt daarom het arrest van het hof en verwijst de zaak naar het hof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing.

ECLI:NL:HR:2022:582

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLI:NL:HR:2022:582, 20/04355 | 02-05-2022

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?