Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

Wie geld leent aan een ander moet met harde bewijzen aantonen om hoeveel het gaat. Anders zal de kantonrechter de vordering niet toewijzen.

Tussen twee mensen bestaat een overeenkomst van geldlening, maar om hoeveel het gaat is onduidelijk. De schuldeiser zegt 4.529 euro tegoed te hebben. Volgens de schuldenaar gaat het om duizend euro, die hij pas wil terugbetalen als de schuldeiser de huissleutels van de schuldenaar teruggeeft. Via de kantonrechter Rotterdam probeert de schuldenaar zijn vordering geïnd te krijgen, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten (totaal 5.455 euro).

Opschorting

De twee mannen hebben geen expliciete afspraken gemaakt over wanneer het geleende bedrag moet worden terugbetaald. Dan geldt, zo regelt het Burgerlijk Wetboek, dat een lening onmiddellijk opeisbaar is. De voorwaarde waarop de schuldenaar zich beroept (eerst de huissleutels teruggeven) gaat niet op, want dat is vooraf nooit zo afgesproken. Wel kan een schuldenaar de nakoming van zijn verbintenis opschorten (dus later betalen), maar dan moet er tussen de vordering en de reden van opschorting voldoende samenhang bestaan. In dit geval hebben de geldlening en de teruggave van de sleutels niets met elkaar te maken. Dat betekent dat de schuldenaar zijn verplichting niet kan opschorten: hij moet die duizend euro direct terugbetalen.

Onleesbaar

Omdat de schuldenaar betwist dat hij méér moet betalen (nog eens 3.529 euro), moet de schuldeiser dit onderbouwen. Dat lukt hem niet. In het overzicht van verschillende betalingen die zouden zijn gedaan aan de schuldenaar zijn enkele bedragen onleesbaar. Bij andere ontbreken de data waarop het geld zou zijn overgeboekt en verder zijn er dubbele bedragen opgesomd. Ook zijn er overboekingen gedaan naar de schuldenaar maar daaruit blijkt niet dat sprake is van een geldlening, zodat niet vaststaat dat de schuldenaar dit bedrag moet terugbetalen. Tot slot is er geld overgeboekt naar rekeningen die niet eens van de schuldenaar zijn.

Bewijslevering

Nu de schuldeiser onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat sprake is geweest van een overeenkomst van een geldlening voor 3.529 euro, is er geen aanleiding hem tot bewijslevering toe te laten. De schuldeiser heeft ook geen concreet bewijsaanbod gedaan. Het ‘geleende’ bedrag krijgt hij dan ook niet terug. De schuldenaar hoeft alleen duizend euro terug te betalen, en daarnaast 123 euro aan dagvaardingskosten, 214 euro aan griffierecht en 124 euro aan salaris van de gemachtigde van de schuldeiser.

ECLI:NL:RBROT:2022:2976

 

Bron: Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBROT:2022:2976 | 27-04-2022

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?