Lees meer

Meld je aan voor de nieuwsbrief
Aanmelden nieuwsbrief
Neem contact met ons op
Contact

Het stiekem aannemen van een kandidate die is aangedragen door een bemiddelingsbureau blijft niet ongestraft, zo ondervindt een logistieke dienstverlener. Het bedrijf moet de bemiddelaar een schadevergoeding van bijna 31.000 euro betalen.

De logistieke dienstverlener schakelt in 2019 een bemiddelingsbureau in om een werknemer te vinden. Het bedrijf ondertekent hierbij een brief van de bemiddelaar, waarin staat dat kandidaten geleend worden van deze organisatie. Na een inleenperiode van minimaal 1.500 gewerkte uren kunnen kandidaten pas een contract van het bedrijf zelf krijgen.

In juli 2020 introduceert de bemiddelaar een kandidate bij de logistieke dienstverlener, maar die laat na het sollicitatiegesprek weten dat er intern al een oplossing is gevonden en dat er geen behoefte meer is aan de kandidate. Een jaar later ziet de bemiddelaar op de LinkedIn-pagina van de vrouw echter dat zij vijf maanden bij de logistieke dienstverlener in dienst is geweest. De bemiddelaar vraagt het bedrijf daarom de afgesproken schadevergoeding van bijna 31.000 euro te betalen.

Geen overeenkomst

De logistieke dienstverlener betwist dat er een overeenkomst tot stand is gekomen. De brief uit 2019 zou te onbepaald zijn om als overeenkomst te kunnen worden aangemerkt. Zou er toch van een overeenkomst worden uitgegaan, dan is die in ieder geval niet geldig. Het document is namelijk getekend door een werknemer die niet bevoegd was het bedrijf te vertegenwoordigen, aldus de logistieke dienstverlener.

Voldoende bepaalbaar

De rechtbank Rotterdam gaat hier niet in mee. Uit de genoemde brief blijkt dat de bemiddelingsorganisatie een overeenkomst wilde aangaan waarvan de onderlinge verbintenissen voldoende bepaalbaar waren. Ook is de opdracht voldoende duidelijk en staan de consequenties van het vinden van kandidaten erin vermeld. De brief kwalificeert daarom wel degelijk als overeenkomst.

Het verweer van de dienstverlener dat de werknemer niet bevoegd was, is volgens de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. De vrouw correspondeerde als enige met de bemiddelaar over de brief en vacatures, beschikte over de bedrijfsstempels en gebruikte die ook, en voerde de sollicitatiegesprekken. Ook als zij geen vertegenwoordigingsbevoegdheid had, had de bemiddelaar gerechtvaardigd mogen vertrouwen op de schijn van haar vertegenwoordigingsbevoegdheid.

Ook voor het matigen van de gevorderde schadevergoeding ziet de rechtbank geen reden. Het is niet duidelijk geworden dat het bedrag hoger zou zijn dan de daadwerkelijk door de bemiddelaar geleden schade. Daarnaast is de schadeloosstelling in de overeenkomst bedoeld om het bedrijfsbelang van de bemiddelaar te beschermen tegen omstandigheden die hier aan de orde zijn. 

De dienstverlener zal daarom de schadevergoeding van bijna 31.000 euro moeten betalen.

ECLI:NL:RBROT:2022:2843

Bron: Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBROT:2022:2843 C/10/624674 / HA ZA 21-782 | 12-04-2022

Vraag vrijblijvend een offerte aan

    Neem contact met mij op
    Liever direct contact opnemen?